De synode ging op zaterdag 17 april schoorvoetend akkoord met de koppeling tussen de heffing op de inkomsten levende kerk en de kosten van het pastoraat. Met 49 stemmen vóór, 22 tegen en 17 onthoudingen stemde de synode in met het voorstel van het Collegiaal Bestuur om met ingang van 2011 de heffing levende kerk te stellen op 60% van de pastoraatskosten voor iedere parochie.
De synode nam in november 2009 een motie aan van Den Haag om de begroting voor 2011 al in evenwicht te brengen, het Collegiaal Bestuur was dus genoodzaakt om al eerder met maatregelen te komen dat gepland. In plaats van een fors bezuiningsvoorstel (vermindering van het aantal fte’s in het pastoraat) kwam het bestuur met het voorstel in eerste instantie niet te tornen aan de pastorale voorziening, maar de heffing op de inkomsten levende kerk op te schroeven.
Tegen het principe, dat de opbrengsten uit de levende kerk (de vrijwillige bijdragen en collecten uit de parochies) de kosten van de levende kerk (het salaris van de pastoor) zouden moeten dekken, kon men eigenlijk niet veel inbrengen. En met het nodige rekenwerk kwam de Thesaurier (de opperpenningmeester) tot de slotsom dat een heffing op de inkomsten levende kerk gelijk aan 60% van de kosten van de pastoor, al genoeg zou zijn om de pastorale formatie te kunnen handhaven. Wel gecombineerd met bezuinigingen op het landelijke budget. Want op dit punt was de synode ook duidelijk, het bestuur moet eerst maar snijden in de flankerende organisatie voordat het mes gaat in het basispastoraat.
Er werd nog wel wat tegen gestribbeld met moties om commissies te benoemen en om de invoer gefaseerd te laten gebeuren, maar uiteindelijk kwam het voorstel er dus ongewijzigd door. Een cultuuromslag want de opbrengst uit de levende kerk heeft in geen 600 jaar de kosten van het pastoraat kunnen dekken.
Het Collegiaal Bestuur kan nu aan het werk om een begroting voor 2011 op te stellen inclusief de bezuiniging van zo’n 50 duizend euro, maar met de inkomsten op basis van de nieuwe heffingen. De kerkbesturen zullen ook aan het werk moeten: meer leden zien te overtuigen dat een echte bijdrage op zijn plaats is, wil men wanneer het uitkomt gebruik willen blijven maken van de liturgische en pastorale voorzieningen.
Amersfoort, Bisschoppelijk Bureau, 18 april 2010