Metropolitaan Kapittel van Utrecht

Schets van de organisatie

De aartsbisschop van Utrecht wordt in zijn bestuur van het bisdom bijgestaan door het Metropolitaan Kapittel van Utrecht. Dit kapittel heeft een lange geschiedenis waarvan de oorsprongen teruggaan tot in de hoge middeleeuwen.

De maximaal negen leden, de kanunniken, worden door het kapittel zelf gekozen. Zij geven de bisschop raad en plegen met hem overleg over het bestuur en de belangen van het diocees, het beheer van het vermogen van het bisdom en zij voeren het beheer en de beschikking over de eigendommen en het vermogen van het kapittel.

Een zeer belangrijke taak is het kiezen van een nieuwe aartsbisschop als de bisschopszetel vacant wordt (zie onder). 

De aartsbisschop is krachtens zijn verkiezing kanunnik en voorzitter van het kapittel. Het kapittel kiest uit de overige kanunniken een deken, een secretaris en een arcarius. De bevoegdheden van het kapittel zijn vastgelegd in het Statuut van de Oud-Katholieke Kerk van Nederland. De taak, organisatie en werkzaamheden van het kapittel zijn vastgelegd in het Statuut van het Metropolitaan Kapittel van Utrecht zoals laatstelijk vastgesteld op 12 juni 2018.

Geschiedenis en taak

In 1559 werden in de Nederlanden nieuwe bisdommen opgericht. Het bisdom Utrecht werd daarbij verheven tot aartsbisdom. De Utrechtse kapittels – colleges van geestelijken verbonden aan de Domkerk en enkele andere kerken in Utrecht – behielden daarbij het recht om een bisschop te kiezen.

Na de invoering van de protestantse reformatie en de stichting van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in het laatste kwart van de 16e eeuw werd de uitoefening van het katholieke geloof verboden. Daarmee werd ook aan het bestaande bestuur van de katholieke kerk een einde gemaakt. Het kerkelijk leven en het bestuur van de kerk konden in de 17e eeuw alleen maar in het verborgen plaatsvinden. De Utrechtse kapittels bleven in geprotestantiseerde vorm tot in 1811 bestaan, maar verloren daardoor wel hun zin en betekenis voor de katholieke kerk. Aartsbisschop Philippus Rovenius, die van 1614 tot 1651 de kerk bestuurde, voelde de behoefte aan een adviesraad en een organisatie die hem zou kunnen helpen bij administratie en beheer. Daartoe richtte hij 9 november 1633 het zgn. Vicariaat op. Dit zou moeten dienen als de “senaat” van de Utrechtse kerk, met andere woorden: als een kathedraal kapittel. De naam kapittel kon hij hieraan niet geven, omdat dit door de Staten van Utrecht als hoogverraad kon worden beschouwd, gezien de politieke functies die de bestaande Utrechtse kapittels in het politieke bestel van de provincie hadden. Leden van het vicariaat werden een aantal Utrechtse kanunniken, die nog katholiek waren, en anderen zogenaamde aartspriesters die in een bepaald district van het bisdom bestuursmacht hadden. Zij financierden uit eigen middelen een niet gering deel van de kerkelijke uitgaven. (Hier ligt het begin van het huidige vermogen van het Metropolitaan Kapittel). In 1658 werd het vicariaat door aartsbisschop De la Torre bevestigd als “Senatus Ecclesiae Ultrajectinae”, waarmee het werd beschouwd als rechtsopvolger van het oude domkapittel. In de loop van de 17e eeuw gingen de leden van het vicariaat zich langer hoe meer als kanunniken van het Metropolitaan (dwz. aartsbisschoppelijke) Kapittel zien. Zij eisten voor zich ook het oude recht op om in geval van leegstaand van de bisschoppelijke zetel op zijn minst een voordracht aan de Heilige Stoel tot voorziening daarin te mogen doen.

De afzetting door Rome van aartsbisschop Codde in 1704 werd door het kapittel niet erkend. In de daarop volgende jaren ontstond er een ernstig meningsverschil tussen Rome en het kapittel over de vraag hoe in een nieuwe bisschop zou kunnen worden voorzien. Gesteund door de uitspraken van vele vooraanstaande kerkrechtgeleerden was het kapittel overtuigd dat de benoeming van een nieuwe bisschop niet aan de paus van Rome toekwam, maar dat het kapittel een nieuwe bisschop zou mogen kiezen. Op 27 april 1723 koos het kapittel Cornelis Steenoven tot nieuwe aartsbisschop van Utrecht. Deze daad betekende dat de paus de nieuwe bisschop en zijn aanhangers in de kerkban deed.

Sinds die tijd oefent het Metropolitaan Kapittel van Utrecht zijn plichten en rechten uit ten behoeve van het aartsbisdom Utrecht van de Oud-Katholieke Kerk van Nederland. Wel is het zo dat het kapittel met de komst van een Synode in 1920 en de komst van andere overleg- en bestuursstructuren in de kerk een aantal van zijn traditionele bestuursbevoegdheden heeft afgestaan.

De 20e eeuw heeft ook een verandering in de wijze van de keuze van een aartsbisschop gebracht. Het kapittel heeft zijn bevoegdheid tot de keuze van een nieuwe aartsbisschop behouden, maar sinds 1920 “assumeert” het voor die gelegenheid de dienstdoende geestelijken van het aartsbisdom. Nog weer later werden hieraan ook een aantal door het kapittel aangewezen leken toegevoegd, waarbij deze laatsten een derde van het aantal stemmen hebben.

Zolang er geen nieuwe bisschop is of als deze om enigerlei reden verhinderd is zijn ambt waar te nemen, besturen de deken van het kapittel en een andere kanunnik als vicarissen in naam van het kapittel het aartsbisdom.

Informatie ten behoeve van ANBI vindt u hier.