Spiritualiteit

Welke ervaringen geven je leven zin? Wat zijn je bronnen van inspiratie en wat doe je daarmee in je dagelijks leven? Je antwoorden op die vragen laten jouw eigen spiritualiteit zien. Je spiritualiteit is je geestelijk leven en dat is altijd iets persoonlijks, iets waar je hart vol van is.

Christelijke spiritualiteit is ‘leven door de Geest’. In tijden dat instituten verharden en mensen leven ‘naar het vlees’, brengt de Geest steeds weer creatieve processen op gang. In elke tijd zoekt Gods Geest samen met onze geest naar wegen om tegen de klippen op te blijven geloven, hopen en liefhebben. Spiritualiteit zet mensen op hun eigen manier op de nieuwe en levende weg van de Heer. Het is een proces dat zich van binnenuit ontwikkelt. Het gaat door heel het leven heen. Omdat deze zoektocht persoonlijk is, zullen in de kerk altijd verschillende vormen van spiritualiteit naast elkaar bestaan.

Spirituele bewegingen

In die persoonlijke zoektochten hebben mensen elkaar soms ook gevonden. Zo zijn alle eeuwen door nieuwe bewegingen gegroeid rond bepaalde momenten van crisis, rond bepaalde inzichten of voortrekkers. Soms leidden deze bewegingen tot scheuringen, maar vaak zijn ze een verrijking geworden voor de hele kerk. Er is, vrij naar het schriftwoord, net als bij de gaven, één Geest, maar er zijn verschillende christelijke ‘spiritualiteiten’.

In de Oud-Katholieke Kerk is er altijd veel ruimte geweest voor de persoonlijke zoektocht. Het onafhankelijke bestaan van onze kerkprovincie heeft naast allerlei andere ook geestelijke wortels. Hoe kunnen wij oprecht katholiek zijn? Hoe komt er in ons samenleven iets terecht van alles wat we belijden in onze diensten? Hoe leven we van dag tot dag in het spoor waarop de Geest ons zet in de zondagse liturgie? Hoe leggen we de verbinding tussen het geloof en onze maatschappelijke betrokkenheid? Deze vragen hebben niet tot één antwoord geleid. Slechts een paar voorbeelden kunnen we hier geven. De één zal zich in het ene herkennen, de ander meer in iets anders, maar samen geven ze een indruk van waar ons gemeenschappelijke hart voor klopt.

Moderne Devotie: rust temidden van drukte

Het Nederlandse katholieke geestelijk klimaat is gestempeld door de Moderne Devotie. Deze vernieuwingsbeweging ontstond in de veertiende eeuw, vanuit de zoektocht om in de opkomende steden te midden van alle uitwendigheid een oprecht geloofsleven te blijven leiden. Oplossing voor het omgaan met het als oppervlakkig en ruw ervaren leven in kerk en wereld was zélf te kiezen voor een innerlijk (‘innig’) leven. Je spiritualiteit is niet afhankelijk van de geestelijken, je meningen en daden niet van anderen, het is je eigen verantwoordelijkheid om vanuit je eigen innerlijke roeping de weg met Christus door het leven te gaan. De beweging pleitte voor het zelf lezen van de Bijbel in de volkstaal (‘met een boekje in een hoekje’) en het persoonlijk of gemeenschappelijk bidden van het dagelijks gebed (‘het gemeenzame leven’). De beweging investeerde flink in onderwijs, zowel in scholen voor jongeren als in vorming en toerusting voor stadsbesturen en geestelijken. Dat de persoonlijke band met Christus in deze katholieke spiritualiteit centraal staat, blijkt ook uit de titel van het beroemdste boek dat de Moderne Devotie heeft voortgebracht: ‘Over de navolging van Christus’ van Thomas van Kempen (1379-1471). In deze geest kunnen gelovigen zich voorbereiden op de ontmoeting met de Heer in de eucharistie, en kunnen zij zich uitgedaagd weten tot een evangelisch leven. In bijbelkringen en persoonlijk gebed vinden gelovigen hiervoor inspiratie en richting.

Jansenisme: Gods genade maakt sterk

Wie gelooft in de goedheid van mensen, moet elke dag worstelen om antwoord te vinden op de vraag waarom zij elkaar dan zo vaak afbreken, verwarren, en vernietigen; en niet alleen elkaar, ook de dieren en de rest van de schepping. De vraag hoe om te gaan met het kwaad dat mensen kunnen doen, stond centraal in het gedachtengoed van de meeste beroemde westerse kerkvader Augustinus (353-430). Hij was niet optimistisch over het menselijke kunnen zonder dat Gods genade daarvan de oorsprong en het doel vormde. Vele eeuwen later vatte de Leuvense theoloog Cornelius Jansenius (1585-1638) de genadeleer van Augustinus samen in een boek waarmee hij de al te optimistische mensvisie van de jezuïeten bestreed en onze afhankelijkheid van Gods genade benadrukte. Dat kwam de latere geestverwanten van Jansenius op veroordelingen door Rome te staan. Hoewel dit ‘jansenistische’ gedachtengoed werd vervolgd, bleef het christenen in alle volgende generaties inspireren, van de grote Franse filosoof en wiskundige Blaise Pascal tot aan frère Roger, de stichter van Taizé. Mensen die  door deze beweging geraakt zijn, zien dat religie gemakkelijk iets bijkomstigs in het leven kan worden als die alleen zou gaan over het zeggen van gebeden en bijwonen van rituelen. Religie kan iets oppervlakkigs worden als je niet onderkent dat geloof een persoonlijke houding is die het hele leven doortrekt. Geloof is een zaak van het hart. Gelovig leven omvat veel meer dan het meedoen aan een devotie of het verrichten van een goed werk. Als de Geest het vuur van Gods liefde in je hart ontsteekt, gebeurt er iets dat je als mens niet kunt plannen: Gods genade keert je hart tot Hem. Ieder mens is geroepen tot een persoonlijke band met Christus, die dood en kwaad overwon. Zoals in Christus alles draait om de liefde van God voor de mens, zo is het effect van elke gezonde spiritualiteit een liefde die doorwerkt in al je relaties en in alles wat je onderneemt; niet in grootse uiterlijke vormen, maar met besef van je eigen tekorten, en met de menselijke maat. Geloven is een persoonlijk waagstuk voor het hele leven.

Christelijke Onderwijzingen en Gebeden: geleerd geloven

Als er één boek kenmerkend is voor de geestelijke ontwikkeling van onze Oud-Katholieke Kerk is het wel ‘Christelijke Onderwijzingen en Gebeden’. Aartsbisschop Johannes van Neercassel (1626-1686) stelde het samen met het doel katholieken in een protestantse omgeving goed te vormen en toe te rusten. Het boek uit 1685 bevat gedegen inleidingen tot het geloof (catechese), handleidingen voor de heiliging van het dagelijks leven en veel gebeden. De inleidingen en gebeden zijn niet gestoeld op heiligenlegenden en uiterlijke devoties, zoals in veel katholieke boeken van die tijd gebruikelijk was, maar op de Bijbel, de kerkvaders en de zeven sacramenten. Van alle mogelijke devoties is er slechts één opgenomen: die tot Christus in zijn lijden. Het boek, dat duidelijk een augustijnse spiritualiteit ademt, zou twee eeuwen lang het meest gebruikte persoonlijke gebedsboek in onze kerk blijven. Hart van het boek is de viering van de eucharistie, met de teksten van de mis in het Latijn én het Nederlands, waarmee het als kerkboek functioneerde, wat wordt onderstreept door de opname van de Vespers voor zon- en feestdagen in de landstaal. Want ‘God, tot welkers dienst wy geschapen zyn, vereyst van ons geenen dommen, maer eenen wyzen en verlichten dienst’. Zo is de spiritualiteit van de oud-katholieken ‘geleerd’ genoemd, in beide betekenissen van het woord: van goed niveau en altijd bereid tot verdere ontwikkeling, én aangeleerd – dus niet altijd zo spontaan als andere, meer devotioneel ingestelde katholieke richtingen.

Liberaal katholicisme: kiezen voor het goede

De spiritualiteit van de negentiende-eeuwse Duitstalige oud-katholieke beweging werkte ook door in de Nederlandse kerk. Tegen de voortgaande centralisering van het rooms-katholieke kerkelijk gezag en andere anti-moderne stappen in zochten sommige katholieken naar ruimte voor de kritische geest en het in alle vrijheid zoeken naar waarheid. Deze liberale katholieken lieten zich als mondige gelovigen geen blinde gehoorzaamheid of nieuwe dogma’s opleggen, ze wilden openstaan voor de moderne wereld. Vanuit het gevormde persoonlijke geweten neemt de christen verantwoordelijkheid voor zijn of haar concretisering van het geloof in het dagelijkse leven. Je kan deze verantwoordelijkheid niet afschuiven op de kerk of de geestelijkheid, en je kan het ook niet laten bij kritiek op hen; je hebt er je eigen aandeel in. Dit behoedt de kerkleden voor de valkuilen van zowel klerikalisme als antiklerikalisme. De kerk, die bestaat uit alle gedoopten, is geroepen om het geweten te voeden, niet met moralisme,  maar met het heilig evangelie, met geestelijke begeleiding en de ontmoeting met medegelovigen. Daarin gaat het niet alleen om persoonlijk medeleven, maar ook om beraad over actuele vraagstukken. In deze geest is in de oud-katholieke kerken van Europa naast het episcopale ook het synodale aspect van het kerk-zijn gegroeid. In het synodale proces delen bisschoppen, priesters en gelovigen in beslissingen die allen treffen. De keerzijde is dat gelovigen het niet kunnen toestaan dat alleen de geestelijken dagelijks werk maken van hun geloof. Voor een levend getuigenis hebben allen elkaar nodig. Deze spiritualiteit van het ‘samen kerk zijn’ in open betrokkenheid op elkaar en op de wereld betekent zowel grote waardering voor ieders persoonlijke weg als de erkenning dat voor een levend getuigenis allen elkaar nodig hebben. 

Kracht in zwakheid van een kleine wereldkerk

Als kleine kerk met breed oecumenisch uitzicht kon het niet anders of de intensieve contacten met de wereldkerk zouden ons geloofsleven raken. Na de breuk met Rome in Duitstalig Europa werd snel contact met de oosters-orthodoxe kerken gezocht. In dialoog met hen en later ook met oriëntaalse kerken is de afgelopen 150 jaar theologisch veel geleerd en is een deel van ons kerkelijk leven gaandeweg herijkt. De oud-katholieke academische benadering is duidelijk door de orthodoxie geïnspireerd en heeft een brede uitwerking, onder meer in de wijze van liturgie vieren, preken, het gebedsleven en de reflectie daarop.

Toen na het Tweede Vaticaanse Concilie (1962-1965) de betrekkingen met Rome aanzienlijk verbeterden, vonden vele oud-katholieken inspiratie in de vernieuwingsbewegingen in de Rooms-Katholieke Kerk. Andere bezoeken individueel of gezamenlijk vaak kloosters en abdijen voor bezinning, retraite, stilte, en het meebidden van de getijden. In deze opnieuw ontdekte ruimte voor het monastieke leven groeide ook de wens tot opname van de oud-katholieke monastieke gemeenschap van De Goede Herder.

Charismatische vernieuwing: ruimte voor de Geest

Een van de oecumenisch meest breed verspreide vernieuwingsbewegingen uit de twintigste eeuw is de charismatische beweging, gegroeid om het werk van Gods Geest in kerk en wereld te benadrukken en te ervaren. Enkele oud-katholieke geestelijken en gelovigen stonden mede aan de wieg van de Charismatische Werkgemeenschap Nederland, en binnen en buiten deze gemeenschap voelen sommige oud-katholieken zich bij deze spiritualiteit thuis. Waar de pinksterbeweging van rond de vorige eeuwwisseling buiten wat zij ‘de gevestigde kerken’ noemden eigen groepen stichtte, wil de charismatische vernieuwing nadrukkelijk binnen de kerken werken. De beweging koppelt persoonlijke ervaringen van de gaven van de Geest en kritische reflectie aan elkaar. Een van de pioniers in Nederland is de oud-katholieke priester en emeritus hoogleraar prof.dr. Martien Parmentier. Volgens hem komt de beweging ‘aan belangrijke behoeften van de moderne mens tegemoet doordat zij een intensieve geloofservaring biedt die in de traditionele kerken op de achtergrond is geraakt door hun aanpassing aan het rationalisme van de heersende cultuur.’ Mensen verlangen naar genezing van de gebrokenheid van het bestaan en van ziekten naar lichaam en ziel. De kerk als geheel is geroepen om een helende gemeenschap te zijn. Er is daarbij in de charismatische vernieuwing geen tendens om een alternatief te zoeken voor het medische streven naar genezing. De nadruk bij charismatische gelovigen in de Oud-Katholieke Kerk ligt op het verlangen naar innerlijke genezing, naar een persoonlijke beleving van gebed en sacrament, het veelvuldiger vieren van de verzoening en de ziekenzalving, ook gemeenschappelijk, en vooral op een je geroepen weten persoonlijk en creatief werk te maken van het geloof dat je kracht geeft.

Oecumenische inzet: samen gerechtigheid zoeken

De laatste goede vrucht die groeide aan de oecumenische beweging die we hier kunnen noemen als medebepalend voor een deel van de oud-katholieke spiritualiteit is de alliantie met maatschappelijke groepen om ons samen in te zetten voor gerechtigheid, vrede en heelheid van de schepping. Het conciliair proces in de jaren tachtig van de vorige eeuw relativeerde niet alleen kerkgrenzen, maar ook grenzen tussen kerken en betrokken organisaties. Praktische evangelische inzet en open en kritische betrokkenheid op de ontwikkelingen in de wereld zijn voor veel oud-katholieken van groot belang in hun persoonlijke geloofsbeleving. Ze worden daarbij gevoed door lezingen, gebeden, liederen en preken, maar volgen allereerst niet zozeer kerkelijke uitspraken of een sociale leer, als wel het even eenvoudige als duidelijke profetische appel: ‘Hij heeft je bekend gemaakt, mens, wat goed is. Wat vraagt de Heer anders van je, dan recht te doen, trouw lief te hebben en ootmoedig te wandelen met je God?’ (Micha 6,8). Zo zetten gelovigen zich in voor wie eenzaam of dakloos is in de eigen buurt, voor slachtoffers van huiselijk geweld of van armoede, of juist voor het werken aan een meer duurzame samenleving. Mensen ervaren dat waar je op deze weg stappen zet, je opbouwend bezig bent, zinvol je tijd en gaven investeert en aan Gods toekomst bouwt. Het antwoord op de vraag: ‘Wat moet ik doen?’ komt daarbij vooral voort uit de liturgische en persoonlijke ervaring dat Christus ons eerst heeft liefgehad en bevrijd, en uit zich in liefdevolle en bevrijdende dienst aan de naaste.