Impressies vanuit Porto Alegre – 7
Men kan nog moeilijk beweren dat kerken vreemden voor elkaar zijn. Wij kennen doorgaans heel grondig de motivatie en de redenen voor onze verschillen. Er blijft niet veel meer over aan theologische vraagstukken waar men elkaars standpunt nog niet kent. Iemand die de voorbije veertig jaar zijn beste krachten aan de oecumene heeft gewijd, weigerde nog zitting te nemen in een commissie over een wederzijdse dooperkenning. “We hebben het allemaal reeds gehad”, zei hij. Hij bedoelde dat het tijd werd dat de pijl nu eens eindelijk afgeschoten werd. Er komt een ogenblik dat er voldoende spanning op de boog zit om dat ook met kans op redelijk succes te kunnen doen. Blijft de boog te lang gespannen…
Er wordt beweerd dat het winter is in de oecumene. Het streven naar een ‘zichtbare eenheid van de kerken’ (zo staat het als doel van de oecumenische beweging in de constitutie van de Wereldraad) lijkt verder weg dan ooit. Bleef de boog inderdaad te lang gespannen? Waarom werden er niet vroeger en niet meer van die moedige stappen gezet zoals die waarvan de Protestantse Kerk van Nederland het gelukkige gevolg is?
Bij gebrek aan gezamenlijk perspectief! We blijven cirkelen rond de reden van onze verschillen. Daarover gaan dialoogcommissies en theologische uitwisselingen. Maar die gespreksmolen dreigt nu echt wel dol te gaan draaien. Dat soort van oecumene is die van het verleden. Die van de toekomst hebben we echter nodig. Aanzetten daarvoor zijn er zeer zeker. Dat vind ik bijvoorbeeld van onze “eucharistische gastvrijheid”, waarbij we christenen uit andere kerken actief uitnodigen om met ons aan de communie te gaan. Misschien kunnen huwelijken tussen christenen uit verschillende kerken ons op dit punt wel goed helpen. Zij zijn wel verplicht een heel praktische en realiseerbare ‘oecumenische samenwerking’ op gezinsniveau uit te bouwen. Sommigen van hen zullen er vast in slagen het beste uit twee tradities te verbinden met elkaar in een nieuw en hoopvol perspectief.
Maar er is ook nog wat anders. Immers: de parochianen schijnen niet meer gemotiveerd voor de oecumene dan het pakweg 20 jaar geleden was. Dat komt omdat de boog inderdaad te lang gespannen is geweest. Men is ondertussen de verschillen wel voorbij en gaat gewoon naar de parochie of de gemeente waar men zich thuis voelt. Het doet er niet meer zo toe tot welke kerk men behoort. Dat gegeven zet enerzijds de kerken op hun plaats, anderzijds verkleint het kerkelijke gebeuren ermee tot wat past bij de eigen behoeften. Het gevaar is groot dat een parochie een gezelligheidsclub wordt die zich gemakkelijk in zichzelf opsluit. Toch vertellen ons die behoeften dat men verwacht dat de kerk niet langer onpersoonlijk zou zijn. De kerk moet iets te vertellen hebben over wat mensen meemaken!
Misschien is dat inderdaad wel de sleutel voor het nieuwe perspectief dat ontwikkeld moet worden. Lei (Filippijnse) en John (Afrikaan), beiden in de twintig, waren het vanochtend roerend eens: “in het werken aan een betere wereld merken we pas wat het betekent een onderdeel van de oecumene te zijn. Het duidelijkste theologische statement is onze betrokkenheid bij de strijd van mensen. Als kerken ondergedompeld zijn in de wereld, dan vinden ze hun eenheid.”
Het is wat “strijdbaar’ geformuleerd en dat is vanuit hun context wel te begrijpen. Voor onze “post-moderne samenleving” moet men het zo niet (meer) zeggen. Men moet maar bij het individu beginnen en duidelijk maken dat de kerk weet heeft van wat mensen bezig houdt. En als kerken werkelijk ook om het geluk van mensen bekommerd zijn, dan zullen ze elkaar vinden. Precies met die gedeelde zorg wordt het zo noodzakelijk nieuwe perspectief uitgezet. En alles wat wij in onze eigen kerk zo belangrijk vinden zal een bijdrage tot dat geluk blijken te zijn. Als het dat niet is, is het niet belangrijk.
De "oud-katholieke delegatie" met de Filippino’s (Obispo Maximo, Carmencita Carandag en twee jongeren) en een Mariaviet (Bisschop Jaworski) en zijn tolk.
Joris Vercammen
Voorgaande berichten zijn nog te vinden in het weblog Assemblee.