Luc De Saeger schreef de teksten voor het boekje “Op weg naar Jeruzalem”. Een meer uitgebreide versie van de teksten voor de Goede Week wordt dagelijks op de website geplaatst.
Goede Vrijdag – 29 maart 2013
‘Ik ben met jou, jij bent met mij’ (Lucas 23:26-49)
Toen Jezus werd weggeleid, hielden de soldaten een zekere Simon van Cyrene aan, die net de stad binnenkwam. Ze legden het kruis op zijn rug en lieten het hem achter Jezus aan dragen. Een grote volksmenigte volgde Jezus, evenals enkele vrouwen die zich op de borst sloegen en over hem weeklaagden. Jezus keerde zich echter naar hen om en zei: ‘Dochters van Jeruzalem, huil niet om mij. Huil liever om jezelf en je kinderen, want weet, de tijd zal aanbreken dat men zal zeggen: “Gelukkig wie onvruchtbaar is, gelukkig de moederschoot die niet gebaard heeft en de borst die geen kind heeft gezoogd.” Dan zullen de mensen tegen de bergen zeggen: “Val op ons neer!” en tegen de heuvels: “Bedek ons!”. Want als dit gebeurt met het jonge hout, wat zal het verdorde hout dan niet te wachten staan?’ Samen met Jezus werden nog twee anderen, beiden misdadigers, weggeleid om terechtgesteld te worden.
Aangekomen bij de plek die de Schedelplaats heet, werd hij gekruisigd, samen met de twee misdadigers, de een rechts van hem, de ander links. Jezus zei: ‘Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen.’ De soldaten verdeelden zijn kleren onder elkaar door erom te dobbelen. Het volk stond toe te kijken. De leiders hoonden hem en zeiden: ‘Anderen heeft hij gered; laat hij nu zichzelf redden als hij de messias van God is, zijn uitverkorene!’ Ook de soldaten dreven de spot met hem, ze gingen voor hem staan en boden hem zure wijn aan, terwijl ze zeiden: ‘Als je de koning van de Joden bent, red jezelf dan!’ Boven hem was een opschrift aangebracht: ‘Dit is de koning van de Joden’. Een van de gekruisigde misdadigers zei spottend tegen hem: ‘Jij bent toch de messias? Red jezelf dan en ons erbij!’ Maar de ander wees hem terecht met de woorden: ‘Heb jij dan zelfs geen ontzag voor God nu je dezelfde straf ondergaat? Wij hebben onze straf verdiend en worden beloond naar onze daden. Maar die man heeft niets onwettigs gedaan.’ En hij zei: ‘Jezus, denk aan mij wanneer u in uw koninkrijk komt.’ Jezus antwoordde: ‘Ik verzeker je: nog vandaag zul je met mij in het paradijs zijn.’
Rond het middaguur werd het donker in het hele land doordat de zon verduisterde. De duisternis hield drie uur aan. Toen scheurde het voorhangsel van de tempel doormidden. En Jezus riep met luide stem: ‘Vader, in uw handen leg ik mijn geest.’ Toen hij dat gezegd had, blies hij de laatste adem uit. De centurio zag wat er gebeurd was en loofde God met de woorden: ‘Werkelijk, deze mens was een rechtvaardige!’ De mensen die voor het schouwspel samengekomen waren en de gebeurtenissen hadden gadegeslagen, keerden terug naar huis, terwijl ze zich op de borst sloegen. Alle mensen die Jezus gekend hadden waren op een afstand blijven staan, ook de vrouwen die hem vanuit Galilea gevolgd waren en alles hadden *gadegeslagen*.
Goede Vrijdag, dag waarop het lijden en sterven van Jezus herdacht worden. Lijden en sterven zijn de twee centrale woorden in het passieverhaal van Lucas: zij kruisigden hem (vers 33) en ‘hij blies de laatste adem uit’ (vers 46). In de Griekse tekst klinkt het nog korter, telkens maar één woord. Dat zijn de feiten, kort en cru. Die brengen heel wat teweeg bij de velen die Lucas hier op de scène brengt.
Bij de kruisiging zijn veel toeschouwers aanwezig, vijanden en vrienden. En hun reacties zijn heel verschillend: de vrouwen weeklagen en rouwen, de leiders, soldaten en een van de misdadigers spotten, de andere misdadiger erkent Jezus als Messias.
De reactie van Jezus is telkens op de anderen gericht: het lot van de vrouwen in Jeruzalem, dat van de berouwvolle misdadiger en dat van degenen die hem tot de kruisdood hebben gebracht. Dat laatste ligt moeilijk voor christenen, reeds eeuwen: Jezus die bidt ‘Vader, vergeef hun want zij weten niet wat zij doen’. In verscheidene oude manuscripten waarin het evangelie van Lucas is overgeleverd, is dit vers weggelaten. Dit kan gebeurd zijn vanuit een zekere logica en die luidt dan: Jezus kan dit niet gebeden hebben want dan zou de Vader zijn gebed verhoord hebben en de joden niet gestraft hebben met de ondergang van Jeruzalem. Maar een latent antisemitisme speelt mee want als Jezus vergeving vraagt voor zijn boosdoeners hoe kunnen christenen dan nog haatdragend zijn tegenover joden? Wie het evangelie van Lucas leest zal merken dat het joodse volk nergens vijandig tegenover Jezus wordt voorgesteld, in tegendeel, veeleer positief.
Ook in zijn stervensuur doet Jezus wat hij in zijn hele leven deed: mensen ontmoeten en hun heil toezeggen. En ook nu betreft het iemand die uitgesloten is, die zich uitgesloten heeft, een misdadiger.
Die misdadiger erkent, als enige onder de vele aanwezigen, Jezus als Messias, de gezalfde koning. En hij spreekt Jezus aan met zijn naam, wat zeer uitzonderlijk is in de evangelies. Hij erkent wie hijzelf is – iemand die zijn verdiende straf ondergaat – en hij erkent Jezus. Zo is ontmoeting mogelijk. En Jezus geeft hem een woord dat anderen nog niet van hem ontvangen hebben: ‘Ik verzeker u: vandaag nog zul jij met mij zijn in het paradijs’.
‘Met mij zijn’, het is een uitdrukking die als een rode draad doorheen de hele Bijbel loopt. Het is de uitdrukking van Gods trouw aan zijn volk: ‘Ik ben met u’. Het is vervat in de naam Emmanuel, ‘God met ons’. Die onverwoestbare trouw die een wezenskenmerk is van God, neemt Jezus in de mond: ik ben met jou en jij zal met mij zijn.
Die toezegging – die Godsnaam ‘ik ben met u’ – krijgt de misdadiger net voor hij sterft. Die boodschap is universeel: ontzag voor God en erkennen van zijn fouten, het is het begin van bekering en zo’n daad blijft mogelijk tot de laatste ademtocht.
Anders dan bijvoorbeeld in het evangelie van Marcus, sterft Jezus in het evangelie van Lucas niet in totale verlatenheid. En Lucas neemt ook de kreet van verlatenheid die Jezus slaat in de hof van Olijven en op het kruis niet over. De vele aanwezigen keren de blik niet af, in tegendeel, zij kijken en dat kijken raakt hen.
De houdingen bij het sterven van Jezus lopen allen in dezelfde lijn: de aanwezigen ‘zien’. In deze scène komen de vijanden van Jezus niet meer voor het daglicht, zij lijken van het toneel verdwenen. Er zijn enkel nog de honderdman, alle mannen die Jezus hebben gekend en de vrouwen die Jezus vanuit Galilea waren gevolgd. Elk van hen ziet – Lucas gebruikt hier drie werkwoorden die een actief toekijken uitdrukken. De honderdman ziet en ziet in – en dat brengt hem tot lofprijzing van God. De mensen uit Jeruzalem zijn geen onverstoorde toeschouwers maar worden getuigen van het gebeuren, en ook hun zien leidt tot betrokkenheid en zelfreflectie: zij kloppen zich rouwmoedig op de borst. En de vrouwen blijven, evenals alle andere kennissen van Jezus, op afstand staan maar staan niet afstandelijk: zij blijven alles aandachtig gadeslaan. Wat dit met hen doet, zegt Lucas hier niet. Wel zijn het deze aandachtige getuigen van de dood van Jezus die als eersten zullen getuigen dat Jezus verrezen is.
God en Vader,
wij gedenken het leven, lijden en sterven van Jezus.
Tot in de dood is hij met ons mens geweest.
Mensen hebben hem gedood.
Wij staan erbij stil en wij worden stil.
En wij staan – en willen staan – voor dat grote mysterie
dat in een verstotene en verachte u ons nabij wil zijn,
u ons uw heil aanbiedt.
Geef ons die genade die ons doet zeggen
wanneer ons sterven er aan komt:
Vader, U vertrouwen wij ons toe.
Wij vragen u dit
op het woord van Jezus
en aangeblazen door uw Geest in ons.