Op maandag 1 maart 2021 overleed prof. dr. Martien Parmentier. Parmentier heeft veel betekend voor de Oud-Katholieke Kerk, als priester, wetenschapper, kanunnik van het Metropolitaan Kapittel en in diverse bestuurlijke functies. Wietse van der Velde schreef een in memoriam over hem.
Vorige week dinsdag zat Martien Parmentier nog samen met zijn vrouw Annemieke in de tuin van het Hilversumse verzorgingshuis waar hij de laatste jaren vanwege zijn ziekte woonde. De dag daarna begaven hem onverwacht zienderogen zijn levenskrachten. In de vroege morgen van 1 maart overleed hij omringd door zijn vrouw en drie kinderen. Een bijzonder mens mogen wij toevertrouwen aan de liefde en trouw van God.
Oud-katholiek in een veranderende wereld
Ik ontmoette Martien voor de eerste keer in het voorjaar van 1981 op het kerkplein van Hilversum. Vandaar vertrokken studenten en docenten (hij docent, ik student) van het seminarie voor een studiereis naar Leuven om daar sporen van het ‘jansenistische’ verleden van de Oud-Katholieke Kerk te bezoeken. Martien – een ‘stamboom’ oud-katholiek – en ik – een ‘aanwaaier’ – spraken in die dagen veel met elkaar over onderwerpen als kerkgeschiedenis, gebedsgenezing en de plaats van de Oud-Katholieke Kerk in een veranderende wereld, onderwerpen waarover we in de jaren daarna nog veel zouden spreken.
Aangetrokken door de wetenschap
Martien was op dat moment in de eerste plaats pastoor van Haarlem. Zijn hart en zijn begaafdheden trokken hem echter naar de wereld van de wetenschap. In 1983 werd hij wetenschappelijk medewerker voor oude kerkgeschiedenis, patristiek en dogmageschiedenis aan de toenmalige Katholieke Theologische Hogeschool in Amsterdam: een oud-katholiek priester docent aan een rooms-katholieke theologische instelling. De tijden waren inderdaad veranderd. Dat had hij al eerder ervaren.
Afkomst
Martien was opgegroeid in een gezin waarin de kerk en de geschiedenis van die kerk een belangrijke rol speelden. Martien was misdienaar geweest in de Utrechtse kerk op Achter Clarenburg, die door ontkerkelijking en de komst in 1973 van het winkelcentrum Hoog Catharijne langzaam maar zeker zijn functie als parochiekerk verloor.
Martien ging naar het seminarie in Amersfoort, hij behoorde bij de laatsten die daar de priesteropleiding oude stijl nog hebben gevolgd. Hij behoorde ook bij diegenen die de verandering meemaakten waarbij de theologie opleiding naar de Rijksuniversiteit Utrecht werd verplaatst. Voor hem persoonlijk had die verhuizing het belangrijke gevolg dat hij zijn latere vrouw Annemieke Blankert, die ook theologie studeerde, leerde kennen.
‘Gij doorgrondt mij’
Een paar dagen nadat Martien zijn doctoraal had gedaan werd hij in 1971 tot priester gewijd. Tijdens zijn eerste mis preekte Martien naar aanleiding van psalm 139: “Heer, Gij doorgrondt mij en kent mij”. Dit is een psalm die Martien zijn hele leven vergezeld heeft, woorden daaruit staan ook op zijn rouwkaart. In zijn preek was te horen dat de vragen over God en de godsbeelden die zeker sinds de jaren zestig de kerkelijke wereld op haar kop zetten, aan hem niet waren voorbijgegaan.
Met een eerlijkheid die hem in zijn verdere theologiseren altijd is bijgebleven, zei hij, dat in de loop der jaren ook bij hem de godsvoorstelling was vervaagd: pas in de laatste jaren, vooral door het nadenken over het werk van de Heilige Geest, was er een nieuw beeld van God ontstaan, de God, die de mens kent en die door de mens gekend kan worden. Nog diezelfde dag (!) vertrok Martien voor het bijwonen van een theologenconferentie, om aansluitend naar Oxford te gaan om daar verder te studeren.
Het werk van de Heilige Geest
De vraag naar het belang van het werk van de Heilige Geest heeft Martien niet meer verlaten. In 1973 promoveerde hij in Oxford op een proefschrift over de Heilige Geest bij de kerkvader Gregorius van Nyssa. Met deze studie over een oosterse kerkvader uit de vierde eeuw kwamen de twee gebieden waarop Martien naam zou maken samen: het werk van de Heilige Geest en de studie naar het blijvende belang van de theologen van de eerste eeuwen voor geloof en kerk in onze dagen.
1973 was ook het jaar dat Martien en Annemieke trouwden. Van 1974 tot 1976 werkte hij als curate van St Peter’s Wolvercote, een Anglicaanse parochie in Oxford, waarna hij twee jaar in Bonn studeerde om zich vooral te verdiepen in Syrisch en Russisch om zich verder te kunnen verdiepen in de kerkvaders en de orthodoxe theologie.
Was in Oxford hun dochter Alice geboren, zoon Frans Jan zag het levenslicht in Bonn en als jongste werd Annemarie in Haarlem geboren, want in 1978 waren Martien en Annemieke naar Nederland teruggekeerd en was hij pastoor van Haarlem geworden.
Charismatische Werkgemeenschap
Daar begon ook zijn band met de oecumenische Charismatische Werkgemeenschap Nederland, die het belang van het werk van de Heilige Geest voor het leven van de gelovige – inclusief gebedsgenezing – en voor de kerk benadrukt. Martien gaf leiding aan het Bulletin voor Charismatische Theologie. In de charismatische kringen kenmerkte Martien zich door zijn onafhankelijke en kritische geest, wat o.a. bleek toen hij in een interne diep insnijdende discussie van mening was dat homoseksuele gelovigen in de CWN op alle terreinen welkom moesten zijn.
Actief in de Oud-Katholieke Kerk
Zoals gezegd had Martien het parochiepastoraat neergelegd en was docent aan de KThA geworden. Dat betekende dat het gezin verhuisde naar Hilversum. Daar en van daaruit was Martien op vele terreinen binnen de kerk actief: het kerkbestuur, de redactie van De Oud-Katholiek en lid van bijzonder veel commissies.
Vanaf 1985 was Martien namens de kerken van de Unie van Utrecht vele jaren een zeer gezien lid van de commissie voor Geloof en Kerkorde van de Wereldraad van Kerken.
Daarnaast ging hij regelmatig voor in eucharistievieringen. In zijn preken bleef de eerlijkheid van zijn preek tijdens zijn eerste mis. Hij schuwde niet om onderwerpen aan te roeren, die anderen of te moeilijk of controversieel vonden, bijv. in 1994 over de kruisdood van Christus. De vragen die hij hierin aanroerde vonden herkenning bij de luisteraars en de preek werd in De Oud-Katholiek gepubliceerd.
Syrisch-orthodoxe vluchtelingen
Zijn liefde voor de Syrische kerkvaders maakten het bijna vanzelfsprekend dat hij lid was van de werkgroep van de Raad van Kerken in Nederland voor Syrisch-Orthodoxe vluchtelingen die na 1975 naar ons land waren gekomen. Dit leidde tot een zeer bijzondere band met deze gemeenschap die nu haar centrum in het Twentse Glane heeft. Zijn belangrijke verzameling boeken met betrekking tot de Syrische kerkvaders heeft hij een aantal jaren geleden aan het klooster in Glane geschonken, een daad die daar bijzonder gewaardeerd wordt.
Liefde voor kerkgeschiedenis
Maar zijn belangstelling en zijn werkkracht bleef daartoe niet beperkt. Van huis uit had Martien de liefde voor de eigen kerkgeschiedenis meegekregen. Zijn vader Frans was bijzonder geïnteresseerd in de geschiedenis van zijn kerk en had na zijn pensionering de Utrechtse oud-katholieke bibliotheken gecatalogiseerd en in 1980 een boek uitgegeven over nog niet elders gepubliceerde jansenistische geschriften. Die liefde voor de kerkgeschiedenis en voor de boeken had Martien geërfd. Zijn werkkamers in Hilversum waren meer dan volgestouwd met boeken (waaronder gelukkig ook alle uitgaven van de Bommelboeken van Maarten Toonder). Ik heb me wel eens afgevraagd of de vloer dat allemaal kon houden. In 1989 was Martien de schrijver van het eerste deel van Vitale kerk I, de geschiedenis van St Vitus aan het Melkpad tot 1889. Maar daarnaast schreef hij ook diverse kleinere studies over (oud-)katholieke geschiedenis in het Gooi.
Wetenschap
In 1992 werd Martien universitair docent voor kerk- en dogmageschiedenis van de vroege kerk aan de Katholieke Universiteit Utrecht en in datzelfde jaar werd hij ook de eerste bijzondere hoogleraar in de theologie van de charismatische vernieuwing aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. In 1997 vonden zijn ontdekkingen en gedachten over de dienst van genezing hun neerslag in het boek Heil maakt heel, waarin hij met een geheel nieuwe visie op gebedsgenezing kwam.
Een nieuwe wending nam zijn leven in 2000 toen hij hoogleraar systematische theologie werd aan de Theologische Faculteit van de Universiteit Bern, waarin onze Zwitserse zusterkerk participeert. Hij was van 2004 tot 2006 decaan van deze faculteit. Martien woonde een deel van zijn tijd in Bern en Annemieke – die intussen predikant in de Hervormde kerk was geworden – bleef in Hilversum wonen en dat betekende op en neer reizen voor beiden.
In die Zwitserse jaren openbaarde zich bij Martien de ziekte van Parkinson, die zijn leven en functioneren hoe langer hoe meer gingen bemoeilijken. Dit resulteerde erin dat hij uiteindelijk in 2010 ook officieel afscheid van Bern moest nemen.
In 1995 was Martien gekozen tot kanunnik van het Metropolitaan Kapittel van Utrecht, waarvan hij van 2009-2013 ook deken was.
In 2015 ontving Martien de Blaise Pascalprijs van het Oud-Katholiek Seminarie. Deze zelden verleende prijs is bedoeld voor mensen “die zich verdienstelijk hebben gemaakt door uitmuntende theologische studies verband houdende met de Oud-Katholieke Kerk of door andere gelijkwaardige prestaties”. Bij de uitreiking van de prijs werd opgemerkt dat Martien zijn deskundigheid op het terrein van de vroege kerk en hedendaagse charismatische vernieuwing had weten vruchtbaar te maken voor kerkelijke vernieuwing en eenheid.
De invloed van Parkinson
Verdrietig genoeg was zijn ziekte al eerder in een heftiger stadium gekomen. Uiteindelijk moest worden besloten dat het beter was dat Martien in een verzorgingshuis in Hilversum zou gaan wonen. Communicatie werd steeds moeilijker voor de man die zijn hele leven zijn gedachten en ideeën met de wereld om hem heen had gedeeld. Als het even mogelijk was werd hij iedere week door Alice of Annemarie in zijn rolstoel naar de kerk gebracht, de plaats waar het heil wordt gevierd. In de tijd dat ik pastoor van Hilversum was bezocht ik Martien samen met een paar parochianen en Annemieke zo eenmaal per maand om in een biddende kring hem de zalving van de zieken te geven.
Te midden van al onze vragen en verdriet wisten wij Martien – en ook onszelf – in de bediening van dit sacrament in de hand van de heelmeester van ons leven, die mensen wil oprichten en redden.
Het slot van het gebed bij de handoplegging luidt:
“Schenk hem uw Geest die levend maakt,
want Gij zijt de bron van het heil,
Heer onze God, onze toevlucht,
vandaag en alle dagen tot in eeuwigheid.”
Moge dit gebed op bijzondere wijze aan Gods dienaar Martien Parmentier in vervulling gaan.
Dit in memoriam is geschreven door Wietse van der Velde
Vrijdag 5 maart is de uitvaart van Martien Parmentier online te zien. Meer informatie hierover vindt u hier: