Wanneer iemand tijdens een zondagse eucharistieviering kennismaakt met de Oud-Katholieke Kerk, kan dat heel wisselend uitpakken: de een ervaart het als thuiskomen, de ander voelt zich vervreemd door de ouderwetse taal en rituelen. De eerste zal zich misschien verbazen over de diversiteit van de aanwezige personen. De tweede misschien over de moderne mensen die zich blijkbaar thuis voelen in deze vorm van liturgie. Wat vertellen deze verschillende ervaringen ons?
Dit is deel 3 van het drieluik van priester Leonie van Straaten over de ruimte van de traditie, en het spanningsveld dat sommigen daarbij ervaren rondom de liturgie. Lees hier deel 1 en deel 2.
In dit derde deel van het drieluik ga ik in op de vierende gemeenschap, het levende lichaam van Christus. Want dat is waar de ruimte van de traditie toe dient: ons als vierende gemeenschap bijeenbrengen, en richten op God.
De vierende gemeenschap
Dat roept meteen een vraag op. Want wie zijn wij als vierende gemeenschap? Wie zijn die ‘wij’ in deze vraag? Meestal is dat een bonte groep mensen met een grote verscheidenheid aan verlangens en behoeftes. Zeker als het gaat over ons samen vieren. Wat de een te heilig vindt, is voor de ander misschien al te aards. Wat voor de een dode taal is, is voor de ander gevuld met levende herinneringen. Wat voor de een ontroerend gezang is, is voor de ander ondenkbaar om te zingen. En ga zo maar door. Deze opsomming roept de vraag op of we wel van dit ‘wij’ kunnen uitgaan.
En toch: als Lichaam van Christus zijn en worden we een ‘wij’: met elkaar verbonden omdat we samen kerk zijn. Dat schept vertrouwen en ook de verplichting om samen op weg te zijn. Om te communiceren, om je in elkaar te verdiepen. Elkaar vragen te stellen: waarom wil je dit zo graag? Of: waarom vind jij dat niets? Dat is van belang voor de opbouw van onze kerk, en misschien wel juist dan als het gaat over verschillende verlangens en behoeftes aangaande onze vieringen. Tegelijkertijd is het van belang om onszelf te verdiepen in de inhoud van wat we vieren. Want pas als we meer beseffen wat we vieren, zullen we ook in staat zijn om na te denken hoe we dit zinvol kunnen vieren. Wat dit betreft is het lezen van de inleiding in ons kerkboek al heel verrijkend.
Samen een goed gesprek voeren
In Christus zijn we met elkaar verbonden en samen op weg, zo groeit het ‘wij’ op weg naar toekomst. Hoe kunnen we onderweg naar die toekomst het gesprek over de ruimte van de traditie voeren? Want het is belangrijk dat dit gesprek op vele plaatsen binnen onze kerk gevoerd wordt. Maar het vraagt wel enige discipline. Want al te snel laten we ons in de communicatie meeslepen door oordelen en frustraties. Dat leidt meestal niet tot een zinvol gesprek, hooguit tot een kort gevoel van opluchting. Een goed gesprek echter vraagt aandacht, betrokkenheid op de inhoud en op de gesprekspartner(s). Een goed gesprek vraagt om ruimte, waarin vragen kunnen klinken die ertoe doen. Welke taal spreekt in onze tijd onszelf en nieuwe, jongere mensen aan? Welke liederen uit de lange traditie zijn kostbaar om te blijven zingen? En welke nieuwe liederen doen ons hart sneller kloppen? Vragen die niet onmiddellijk een antwoord krijgen, maar wel meegenomen kunnen worden door de mensen die onze liturgie voorbereiden.
Van betekenis zijn
Het gesprek over de ruimte van traditie is belangrijk in ons nadenken over de toekomst. Wat staat ons te doen om vierend bij de tijd te blijven en betekenis voor de tijd te hebben? Hierbij helpt mij de orthodoxe theoloog Alexander Schmemann*. Van hem heb ik veel geleerd. Hij pleit ervoor dat we allereerst de theologische betekenis van de liturgie opdelven: welke taal, symbolen en rituelen zijn op een of andere wijze een expressie voor ‘God’, voor wie en wat ons verstand te boven gaat? Een duidelijk pleidooi om ons te blijven verdiepen in de inhoud van wat wij vieren, de inhoud van de traditie: de bereidheid om te blijven leren.
En vervolgens, als we een goede basiskennis en voldoende ervaring hebben, dan is het zeker van belang om na te denken over het gebruik van de ruimte die de traditie ons biedt. Daarbij kunnen er gefundeerde vragen opkomen over het gebruik van taal of over rituelen. En het kan blijken dat vernieuwing zinvol is.
Handvatten voor vernieuwing
Voor de vernieuwing van liturgie geeft Schmemann twee handvatten die mijns inziens heel bruikbaar zijn. Want de kwaliteit van vernieuwing kun je volgens hem toetsen aan de hand van twee vragen. De eerste toets luidt: Wie wordt gediend? Gaat het om mijzelf alleen, om deze gemeenschap? Of is God, de Vader, de Zoon en de heilige Geest, hier ook mee gediend?
Deze toets zet ons in de goede verhouding, brengt ons als gemeenschap in relatie met God. De tweede toets is volgens hem: welke tijdsbeleving roept deze vernieuwing op? Gaat het louter om het hier en nu, of is er ook toekomst in beeld? Want uiteindelijk gaat het bij iedere vernieuwing erom, dat we onze ogen en ons hart richten op de komst van het Koninkrijk. Dat we opgetild worden uit de wereld, om in de wereld te kunnen leven.
Het zijn twee boeiende criteria, die ons kunnen helpen om het spanningsveld van liturgie vieren in de ruimte van de traditie als een gezonde uitdaging te beleven. Want er is en blijft voldoende innerlijk werk te doen, als het over liturgie gaat: we mogen ons blijven verdiepen, blijven leren. En we mogen onszelf inbrengen in die ruimte van de traditie. Een spannend en prachtig gebeuren.
Tekst: Leonie van Straaten
Dit was deel drie van het drieluik van Leonie. Eerdere delen gemist? Via de volgende links lees je deel 1 en deel 2.
*Bron: Schmemann A. – Introduction to Liturgical Theology (1966)