De Veertigdagentijd begint vandaag, de periode op weg naar Pasen. Een sobere tijd, waarin we ons opnieuw bewust worden van onze menselijke beperktheid. We verlangen en hopen op de handreiking die God ons aanbiedt in Jezus Christus. Dr. Mattijs Ploeger licht in dit artikel een aantal aspecten toe van Aswoensdag en de Veertigdagentijd zoals we deze beleven binnen de Oud-Katholieke Kerk.
Door: Mattijs Ploeger
Het startpunt van de Veertigdagentijd is Aswoensdag, dit jaar 22 februari. Tijdens deze dag ligt de nadruk op het vasten (lezingen) en de behoefte aan boete en verzoening (‘in zak en as zitten’). In die zin is deze dag niet representatief voor alle aspecten van de Veertigdagentijd. Wel wordt een accent gelegd dat ons in deze weken zal begeleiden: inkeer, besef van eigen beperktheid, verlangen naar Gods hand die ons in Christus wordt aangereikt tot vergeving van zonden en tot overwinning op de dood.
Drie aspecten van de Veertigdagentijd
Drie aspecten van de Veertigdagentijd zullen ons helpen de liturgie in deze weken te begrijpen. In de eerste plaats is dit vanouds een periode van catechese op weg naar de doop in de Paaswake. Of voor de meesten van ons: een periode van hernieuwde bewustwording op weg naar de doopgedachtenis in de Paaswake. Veel van de Schriftlezingen in de komende weken ontlenen hun zin aan dit karakter van de Veertigdagentijd als doopcursus.
Soberheid en vasten
Ten tweede is het een periode van vasten: soberheid als middel tot concentratie. Vanouds geldt vasten als een manier om je op een feest voor te bereiden. In de Veertigdagentijd draagt het vasten ook het karakter van een boetedoening. Het is een tijd waarin we ons bewust zijn van menselijke beperktheid (al dan niet aangeduid met woorden als zonde, schuld, onmacht) en verlangen naar de handreiking die God ons in Jezus Christus aanbiedt (al dan niet verwoord als verzoening, vergeving, vernieuwing).
Jezus’ lijden en sterven
In derde instantie heeft de Veertigdagentijd ook iets van een lijdenstijd. De veelzijdige betekenis die Jezus voor ons heeft, spitst zich tegen het eind van deze periode steeds meer toe op zijn lijden en sterven. Maar dat thema begint pas echt merkbaar te worden op de vijfde zondag (vooral met de lezingen van jaar B en C) en natuurlijk in de Goede Week.
Op weg naar een nieuw begin
Naast de termen ‘Lijdenstijd’ (niet zo geschikt) en ‘Vastentijd’ (wel geschikt, maar beperkt) kent de liturgie vanouds de term ‘Veertigdagentijd’ (Quadragesima). Een periode van veertig dagen of veertig jaren staat in de bijbel veelvuldig voor een ‘overgangstijd’, een voorbereidingstijd van op weg zijn naar een nieuw begin. Denk bijvoorbeeld aan de zondvloed, de woestijntocht van het volk Israël, de tijd van Jezus in de woestijn voordat zijn publieke optreden begon.
Liturgie tijdens de Veertigdagentijd
De liturgische kleur van de Veertigdagentijd is paars – in de liturgie de kleur van inkeer en voorbereiding. Het gloria wordt niet gezongen, behalve op enkele hoge feestdagen. Helemaal achterwege blijft het halleluja, de uitroep die is verbonden met Pasen en met de begroeting van de verrezen Heer.