Op 22 oktober stierf in zijn klooster in Lima de dominicaan Gustavo Guttiérrez. Hij geldt als de founding father van de zogenaamde bevrijdingstheologie. Dat hij als een soort van ‘eerste bevrijdingstheoloog’ wordt gezien was vooral te danken aan zijn baanbrekende werk Theologie van de bevrijding dat in 1971 verscheen. Mgr. Joris Vercammen geeft in dit artikel duiding en context van de theologie van Gutiérrez.
Door: Joris Vercammen
Guttiérrez is naast een van de eerste bevrijdingstheologen, ook degene die de uitdrukking ‘voorkeursoptie voor de armen’ heeft gelanceerd. Die uitdrukking zal later in de beraadslagingen en het verslag van de Conferentie van de (rooms-Katholieke) Latijnse Amerikaanse Bisschoppenconferenties (CELAM) in Puebla (Mexico) om 1979, een cruciale rol spelen.
Oorsprong van de bevrijdingstheologie
Toch is de bevrijdingstheologie niet echt door Gutiérrez ‘uitgevonden’. Ze is eerder een uitwerking van het Tweede Vaticaans Concilie. Het concilie-document ‘Gaudium et Spes’ spreekt uitdrukkelijk over de noodzaak voor de gelovigen om de ‘tekenen van de tijd’ te lezen. Dat heeft de Latijns-Amerikaanse Rooms-Katholieke Kerk proberen te doen, in de zeer moeilijke politieke situatie waarin het Latijns-Amerikaanse continent (met zijn vele dictatoriale regimes) zich bevond aan het einde van de zestiger en tot het begin van tachtiger jaren,
Reeds in 1968, op de CELAM-conferentie in Medellin (Peru), nam zij het initiatief voor de zogenaamde ‘kerkelijke basisgemeenschappen’. Gutiérrez was erbij als theologisch adviseur. Ze waren de concrete kring waarin ‘het evangelie op het leven en op de samenleving’ werd gelegd. Het commitment met de armen stond in de gemeenschappen centraal en de reflectie in de groep was daarmee wezenlijk verbonden. De ‘bevrijdende daad’ gaat aan de reflectie vooraf, die echter op haar beurt opnieuw uitmondt in de ‘bevrijdende daad’.
Theologie van de bevrijding
Theologie van de bevrijding betekent dus reflecteren vanuit de praktijk, in het kader van het engagement die de armen en hun bondgenoten al op zich genomen hebben, onder inspiratie van het geloof en het evangelie. Die theologie heeft de integrale bevrijding van heel de mens en van ieder mens als uiteindelijk doel. De gelovige overtuiging die achter deze stellingname steekt, is dat God in de geschiedenis aan het werk is, precies ook in het verzet van de armen tegen hun onderdrukking. Die strijd en die inzet komen daarom eerst, theologie is een ‘tweede stap’.
In de strijd van de armen is God aan het werk
Precies die visie leidde vaak tot misverstanden, tot in het Vaticaan toe. Het kwam over alsof de theologie de politieke strijd slechts moest legitimeren. Het zou de marxistische visie van de klassenstrijd moeten voorzien van een christelijk sausje. Voor iemand als Gutiérrez was echter de participatie aan de strijd van de armen op de eerste plaats een spirituele zaak. In de strijd van armen en andere gemarginaliseerden was God aan het werk. Zij werden door Gutiérrez gezien als dragers van het verlangen naar bevrijding dat uiteindelijk in ieder mens leeft. De Nederlandse theoloog Erik Borgman merkt daarbij op dat het voor de bevrijdingstheologen niet ging om ‘een politieke lezing van het evangelie, maar omgekeerd om een evangelische lezing van de geschiedenis’ (www.dominicanen.org – 31 oktober 2024).
Een traditie van dominicaanse theologen
Gutiérrez staat trouwens in de lijn van de dominicaanse traditie waartoe ook andere grote theologen van de twintigste eeuw behoren, zoals natuurlijk Edward Schillebeeckx (1914-2009), maar ook Dominique Chenu (1895-1990) en Yves Congar (1904-1995). Deze mede-dominicanen zijn van grote invloed geweest op het denken van Gutiérrez. Én in de lijn van (de dominicaan) Thomas van Aquino was hij ervan overtuigd dat God reëel gekend wordt in de menselijke, historische werkelijkheid, zij het indirect. Gutiérrez zag in een andere historische mede-dominicaan Bartolmé de las Casas, die zich in de zestiende eeuw sterk verzette tegen de uitbuiting van de oorspronkelijke bevolking van Latijns-Amerika, een groot voorbeeld. Dat hij zelf gedeeltelijk van Indiaanse bloede was, zal daaraan trouwens evenmin vreemd zijn.
Belangrijk om te vermelden is dat Gutiérrez’ theologie door de Vaticaanse Congregatie voor de Geloofsleer in 2011 als ‘orthodox’ bestempeld werd én dat in 2018 paus Franciscus hem, toen Gutiérrez negentig jaar werd, bedankt heeft voor zijn dienstwerk als theoloog en pastor.
De theologe van Gutiérrez is binnen onze oud-katholieke context bij mijn weten nooit echt gerecipieerd, niettegenstaande de aanzetten van een bevrijdings-theologische benadering die ook wel in de oud-katholieke ‘beweging’ te vinden zijn. Of moeten we zeggen dat we in theologen als Gutiérrez een drive ontdekken die we gemeenschappelijk hebben: het zodanig lezen van de tekenen van de tijd dat het perspectief op ‘de integrale bevrijding van heel de mens en van ieder mens’ vanwege God meer en meer opengaat. Bovendien delen we toch de overtuiging en de ervaring dat het daarbij ook om een spirituele zaak gaat?