Met de viering van Aswoensdag op 1 maart begint dit jaar de vastentijd, onze veertig dagen voorbereiding op het Paasfeest. De veertig dagen van deze vastentijd komen overeen met de even lange periode die Jezus in de woestijn verbleef om zich voor te bereiden op zijn openbare leven. En op zijn beurt spiegelde Jezus zich aan de veertig jaren die het volk Israël door de woestijn op weg was naar het beloofde land. Voor Israël staat de woestijn voor het niemandsland waar het volk vanuit de slavernij van Egypte naar de heerlijkheid in het beloofde land niet ómheen kan, maar dóórheen moet. Voor Jezus is het een terugtrekking uit de drukke wereld, uit zogenaamde vanzelfsprekendheden en zekerheden die het normale bestaan kenmerken, om op het spoor te komen van zijn roeping. En zo heeft de vastentijd ook voor ons dan deze beide aspecten: terugtrekking uit zogenaamde zekerheden om de eigen roeping opnieuw te ontdekken en doortocht door het doodse land naar de vervulling van Gods belofte.
Waar halen wij de moed vandaan om ons eigen bestaan kritisch onder ogen te zien? Hoe kan ik leren zien waar ik fout ben geweest, waar mijn leven een kant is opgegaan waarvan ik dagelijks de slechte gevolgen merk, en waar ik het als deelgenoot van de samenleving heb laten afweten? Als Jezus in de woestijn door de duivel op de proef wordt gesteld – en wat is die duivel bijbelvast handig en listig, net als de slang in het paradijs! – dan laat Hij zich niet verleiden om door gemakkelijke trucjes macht te verwerven. Geen stenen uit brood, geen uitdaging van de Heer God, geen knieval om over alle koninkrijken der wereld macht uit te oefenen. Jezus’ macht zal zich juist openbaren in zijn absolute áfzien van elke macht. En waar haalt Hij de moed vandaan? Uit zijn vertrouwen op zijn hemelse Vader. Hij is namelijk één bladzijde eerder uit het water van de Jordaan opgestaan en heeft daarbij te horen gekregen: “Dit is mijn geliefde Zoon, in wie ik mijn welbehagen heb.” In het vertrouwen op deze hemelse liefdesverklaring bij zijn doop kan Jezus de woestijn in, net zoals Israël dat kon doen na de doortocht door het water van de Rode Zee.
Zo begint de groet, die de bisschoppen uitgaven aan het begin van de Veertigdagentijd. Zie hier de volledige tekst.
Amersfoort, Bisschoppelijk Bureau, Aswoensdag 1 maart 2017