De Pinksterbeweging is een beweging van het volk. William Seymour begon in een vervallen kerkje in de Azusa street in Los Angeles bijeenkomsten te organiseren voor gewone mensen. Het waren zoekende gelovigen op wie ‘het vuur van de Geest’ viel. Dat was niet anders in Amsterdam waar Gerrit Polman, voormalig kapitein van het Leger des Heils, mensen vanaf 1907 in een huiskring verzamelde. Kenmerk van een Pinkstergelovige is dat men gedoopt is in de Geest en dat men als gevolg daarvan in tongen spreekt. De ‘doop in de Geest’ staat voor een persoonlijke ervaring van een ontmoeting met de Verrezen Heer die als gevolg heeft dat men zijn leven helemaal vanuit deze ontmoeting her-denkt en her-schikt. Het spreken in tongen is een vorm van gebed waarbij de emotie en het lichaam een belangrijke rol mogen spelen.
Door de nadruk te leggen op het feit dat geloof een persoonlijke zaak is, zegt men meteen dat de kerk wordt opgebouwd vanuit het geloof van elke gedoopte. Met andere woorden: iedere christen doet ertoe én iedere christen is, juist omdat men aangeraakt is door de Geest, ook ‘deskundig’ in geloofszaken. Klerikalisering krijgt op die manier geen kans en de gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle gelovigen wordt weer het centrum van het kerkgebeuren. Aanvankelijk was het de bedoeling van de Pinksterbeweging, een ‘beweging’ binnen de protestantse kerken te zijn. Nadat echter bleek dat men in de gevestigde kerken geen voet aan de grond kreeg, is men een eigen weg gegaan.
Zo bekeken is de Pinksterbeweging een protest tegen het elitaire karakter van de gevestigde kerken en tegen het feit dat ‘geloof’ verengd wordt tot uitsluitend een ‘hoofd-zaak’. De Pinksterbeweging wil er opnieuw een ‘harts-zaak’ van maken en wil het geloof terug in handen van de gelovigen geven. Daarmee komt ze op voor de emancipatie van de gewone gelovigen. Maar dat werd door de gevestigde kerken met argwaan bekeken. Zo vertellen mij ook hier Pinkstergelovigen dat men voor enkele decennia nog werd aangezien voor een sekte waarvan men als kerk best uit de buurt bleef. Maar feit is dat, waar kerken de weg naar de Pinksterbeweging niet hebben gevonden, vele, inderdaad: ‘gewone’, gelovigen die wel gingen. Zij getuigen hoe de bewustwording van hun geloof, hen tot betere mensen heeft gemaakt en hen vreugde gebracht heeft.
Na een eeuw zijn we er eindelijk aan toe om het getuigenis van onze mede-christenen uit de Pinksterkerken ernstig te nemen. Dat wil niet zeggen dat we geen vragen meer zouden hebben bij hun benaderingswijze van het geloof, maar in elk geval is het gesprek open. Dat maakt het op de eerste plaats mogelijk dat ook al het goede dat zij aan te bieden hebben eindelijk door de kerken in dankbaarheid kan worden aanvaard. Daarna komt er ook ruimte voor de kritische vragen waarop ook zij bereid zijn van in te gaan. Het wordt nog een lange weg, maar we zijn er wel aan begonnen. Dat is ook al iets.
Joris Vercammen
Amersfoort, Bisschoppelijk Bureau, 8 oktober 2011