Op de zater
dag vóór zondag Beloken Pasen (in het latijn “Quasimodo geniti” genaamd) werd in de kathedrale kerk in Utrecht de tweede Quasimodolezing gehouden. De dichter, romanschrijver en essayist Willem Jan Otten was uitgenodigd om te spreken over de “ambigue gelovige”, de moderne gelovige die niet goed weet op welk been hij nog kan staan en daardoor wat wankelmoedig in verschillende richtingen naar God zoekt.
Otten thematiseert deze moderne geloofshouding in zijn werk als literator. In zijn lezing knoopte hij bij Augustinus aan, bij wie alles om de menswording draait. Het besef dat God in Jezus Christus mens geworden is, leidt tot de belijdenis van het geloof. Otten reageerde kritisch op de zogenaamde “ietsisten” die met het geloofsgoed selectief omgaan en zeggen wel in “iets” te geloven maar niet in iemand, laat staan in de Iemand die mensgeworden is in Christus.
Vanuit zijn positie tussen twee grote schilderijen met afbeeldingen van Kerstmis en Pinksteren in, trok vervolgens de Augustijn en Augustinuskenner Martijn Schrama de lijn van de menswording en liefde naar Augustinus’ opvatting over de gemeenschap toe. De theatermaker en voordrachtkunstenaar Ferdinand Borger las stukken uit de Belijdenissen van Augustinus en de Gedachten van Pascal.
Na een levendig gesprek tussen publiek en sprekers werd de bijeenkomst afgesloten met een poëtisch dialoog: Ferdinand Borger las gedichten uit de bundel “Op de Hoge” en Willem Jan Otten reageerde met enkele van zijn nieuwste, nog ongepubliceerde gedichten.
Het geheel werd voorgezeten door prof. Angela Berlis, terwijl het slotwoord werd gesproken door de deken van Haarlem, Dick Schoon. Na afloop was er voor de sprekers en de kleine vijftig aanwezigen van hun gehoor een borrel in het schoollokaal van de ORKA.
De lezingen worden in de Seminariereeks gepubliceerd, de prijs is nog niet bekend. Bestellingen zijn mogelijk via het Bisschoppelijk Bureau o.v.v. “Quasimodolezing 2008”.
Bisschoppelijk Bureau, Amersfoort, 31 maart 2008