Bezoek aan Kroatië

De Internationale Oud-Katholieke Bisschoppenconferentie (IBC) gaf ondergetekende de opdracht om als opvolger van Heinz Lederleitner, emeritus bisschop van de Oostenrijkse kerk, referent te zijn voor de Kroatische Oud-Katholieke Kerk. Van 4 tot en met 11 december bracht ik met mijn echtgenote Lidwien van Buuren een bezoek aan de kerk, die twee parochies in Zagreb en Šaptinovci met samen vier kerkplekken kent, die door de drie priesters Stjepan Topolski, Darko Mejaški en Mario Čengić worden bediend.

Op vrijdagavond 6 december vierden we de feestdag van de H. Nicolaas in een misviering in de kerk van het H. Kruis in het centrum van Zagreb en op zondag volgde de misviering in de kerk van de H. Antonius van Padua in de voorstad Stenjevec, waar bisschop Heinz me als teken van de overdracht de bisschopsstaf overhandigde. Op maandag reden we 240 km naar Šaptinovci, waar we de overdracht herhaalden, een Te Deum zongen en gastvrij onthaald werden. Tussen de kerkdiensten door voerden we overleg met de leden van de Synodale Raad van de kerk, met name prof. Damir Boras, oud-rector van de Universiteit van Zagreb, en Branka Lacković. Bij dit alles was diaken Georg Spindler uit Rosenheim onze onvermoeibare tolk en chauffeur. Hij heeft zijn hart verpand aan de Kroatische oud-katholieken en verleende zijn diensten ook al aan mijn drie voorgangers.

Een eer

Het is een eer om deze kerk te mogen dienen, die sinds 1923 volwaardig lid van de Unie van Utrecht van Oud-Katholieke Kerken is. Het is ook een eer, omdat deze kerk sinds haar oprichting vrijwel voortdurend vervolgd is en alleen daarom al onze solidariteit in gebed en inzet verdient. Ze werd eerst zoals ook andere oud-katholieke kerken vervolgd door de Rooms-Katholieke Kerk die geen oppositie duldde en hervormingen zoals de invoering van de landstaal in de liturgie en de opheffing van de celibaatsverplichting voor geestelijken afwees. Ondanks deze tegenstand organiseerde de kerk zich tot een bloeiende gemeenschap met in 1926 20 parochies, 40 geestelijken en de gekozen bisschop Marko Kalogjera (1877-1956), die in 1924 in Utrecht de bisschopswijding ontving. Moeilijkheden en interne twisten bleven de kerk niet bespaard. Maar een werkelijk gruwelijke vervolging brak tijdens de Tweede Wereldoorlog aan, dit keer door het nazi-bewind in Kroatië met steun van kardinaal Aloys Stepinac (1898-1960), die de Oud-Katholieke Kerk naar verluid als kankergezwel betitelde, dat uitgeroeid moest worden. Hoewel getallen over het aantal kerkleden onbetrouwbaar zijn, waren er van naar men zegt 68 tot 80.000 gelovigen vóór de oorlog daarna nog enkele duizenden over en tijdens ons bezoek anno 2024 wees men de plaats aan van het concentratiekamp waar oud-katholieke geestelijken en hun bisschoppen waren vermoord. Onder het socialisme van maarschalk Tito (Josip Broz, 1892-1980) werd de Kroatische kerk, evenals oud-katholieke kerken in Servië-Wojwodina, Bosnië-Herzogowina en Slovenië, geduld. Het contact met het buitenland was moeilijk en de IBC volgde een voorzichtige koers. Vermeldenswaard is dat mijn voorganger Geert van Kleef (1922-1995) als referent van de IBC de kerk vanaf 1976 regelmatig bezocht. Ik herinner me dat ik in 1978 in Haarlem als koorzanger meezong in de dienst waarin Van Kleef Josip Sarec voor de Kroatische kerk tot priester wijdde. Na diens terugkeer naar Joegoslavië werd er nooit meer iets van hem vernomen.

Een opgave

Dit laatste voorval toont al aan dat het naast een eer ook een opgave is om de Kroatische Oud-Katholieke Kerk als referent van dienst te zijn. De liturgie die we meevierden is in Zagreb klassiek en in Šaptinovci zelfs van vóór Vaticanum II, zij het dan in het Kroatisch. Het getroebleerde verleden is nog altijd aanwezig, evenals de herinnering aan de recente oorlogen op de Balkan en de onzekerheid die de huidige oorlog in Oekraïne en Rusland oproept. Dat alles bij elkaar gaf mij de indruk dat Kroatië nog maar nauwelijks tijd heeft gehad om gestalte tegeven aan de vrijheid die het na de val van de Berlijnse Muur in 1989 verwierf. Ik begrijp dat de kerk zich aan mij voorstelde als ‘traditioneel’, hetgeen betekent dat men niet denkt over de wijding van vrouwen of andere moderne westerse verworvenheden. Althans ‘nog niet’, zo verzekerde mij een zeer betrokken parochiaan. De gehechtheid aan de traditie betekent overigens niet, dat de kerk zich in zichzelf opsluit. Integendeel. Zo mocht ik de Kroatische kerk meteen al vertegenwoordigen bij een oecumenische happening in het concertgebouw van Zagreb. Daar spraken vertegenwoordigers van de synagoge, de moskee en verschillende kerken gebeden uit, waarna koren en musici uit de verschillende religies van zich lieten horen.

Goede voornemens

In de komende tijd hoop ik de Kroatische kerk met raad en daad van dienst te zijn. Dat betekent allereerst dat ik contact zal onderhouden met de geestelijken en de parochies. Om in de continuïteit van de pastorale zorg in de parochies te voorzien, zijn er nieuwe priesters nodig. Het is een opgave om die te krijgen of op te leiden, en – zo leert de ervaring helaas – een minstens net zo grote om kandidaten die zich aandienen ook te screenen op hun geschiktheid. Daarnaast zijn de financiën natuurlijk een voortdurende opgave. Hoewel de kerk door de overheid is erkend en daardoor een bescheiden subsidie krijgt, is zij voor haar groei en de uitbouw van haar activiteiten aangewezen op financiële hulp van buiten. Het blijft dan ook nodig om haar in de aandacht van de andere oud-katholieke kerken van de Unie van Utrecht aan te bevelen. En last but not least zal ik de Kroatische kerk hopelijk vaak bezoeken om aan nieuwe oud-katholieken het vormsel te bedienen.

Dirk Jan Schoon, bisschop van Haarlem