Koster Jan van Hees in nieuwe rubriek

Voor het voetlicht, heet de nieuwe rubriek waarmee het blad De Oud-Katholiek in het februari-nummer een begin maakt. Jan van Hees, al 27 jaar koster in de Kathedrale kerk van Utrecht, komt in de rubriek aan het woord.

‘Het is maar goed dat ik niet zo’n vakantiemens ben.’ Het zijn vreemde uren waarop kosters werken. Op zondag, op woensdagavond, op zaterdagmiddag… wie heeft er nou zo’n baan? En het valt ook niet te plannen. De vele keren dat de kerk opeens open moet. Vakantie is ook lastig. En toch is het leuk werk, volgens koster Jan van Hees. ‘Je bent een spil in de parochie en je hebt veel contacten, binnen en buiten de kerk.’

Veel betaalde kosters kent de Oud-Katholieke Kerk kerk niet. Jan van Hees is eerder uitzondering dan regel. Maar de aanstelling is een eenvoudige: hij krijgt een vergoeding en dat is het. Geen overwerktoeslag, geen vakantiegeld, geen pensioenopbouw, dienstwoning of wat dan ook. Vijf weekenden per jaar mag hij weg. Jan van Hees is er niet ontevreden mee. ‘Ik ben niet zo’n vakantiemens’. Vele jaren van de 27 jaar dat hij nu koster is deed hij het kosterschap naast zijn werk bij wat nu UWV heet. ‘Ik kon toen gemakkelijk weg als er wat was’, vertelt hij. Sinds de nu 73-jarige koster met pensioen is, is zijn beschikbaarheid toegenomen. Vorig jaar kwam dat goed uit. ‘Er werd toen veel gewerkt in de kerk en ik moest er toen vrijwel dagelijks zijn. Maar dat hebben alle kosters. Ik wil nog steeds een kring van kosters uit de Utrechtse binnenstadskerken oprichten, maar het lukt maar steeds niet om een tijdstip te vinden waarop we allemaal kunnen.’

Niet alleen met andere kosters heeft Jan van Hees contact. Ook heeft hij dat met mensen uit heel oud-katholiek Nederland bij speciale diensten. En als teamleider van het jaarlijkse terugkerende Kerken Kijken heeft hij volop contacten met mensen van andere Utrechtse kerken. ‘In de zomermaanden ben ik zowat de halve week met de kerk bezig. ’s Ochtends open je, je regelt koffie voor de rondleiders, coördineert de rondleidingen, praat ook met bezoekers, je ruimt op… in die maanden houd ik mijn uren maar niet bij.’ Ook binnen de parochie neemt de koster een bijzondere plaats in. ‘Mensen vertellen je van alles en als koster luister je goed en houd je alles voor je. Soms zijn dat waardevolle momenten, andere keren moet je je er niet door laten raken.’

Groen, wit, paars… hoe weet je als koster wat je moet doen. Is er een cursus, een opleiding of misschien een handboek? Jan van Hees lacht: ‘Ja, er is een handboek’, en uit de kast haalt hij twee kleine multomappen met vergeelde blaadjes. ‘Kijk, dit is het kostershandboek van kapelaan van der Pol, kapelaan ten tijde van pastoor Lagerweij.’ Mooie oude sierletters geven boven aan de pagina’s de zondagen aan en in een schemaatje daaronder staat op de gelige velletjes en haperige typeletters te lezen wat er allemaal uit de kluis moet aan zilver, welke kleur de zondag heeft en ga maar door. ‘Het is hartstikke oud, en voor een deel achterhaald, maar ik gebruik het nog vaak ondanks mijn routine.’ Zou het niet herschreven moeten worden? En zouden andere parochiekerken niet graag een exemplaar hebben? ‘Ja’, vertelt Jan van Hees, ‘ik ben ermee bezig. Het schiet niet erg op maar ik wil het inderdaad herschrijven. Kijk’, hij bladert verder, ‘deze heiligen zitten niet eens meer in onze kalender en toch hebben we nog alle aanwijzingen voor die dagen.’ 

Voor het volledige artikel, dat Mary Hallebeek optekende, zie het februari-nummer van het blad. Een proefnummer of abonnement is zo geregeld.

Amersfoort, Bisschoppelijk Bureau, 28 februari 2007