Het verplichte celibaat voor oud-katholieke pastoors is in Nederland in 1922 afgeschaft. Sindsdien zijn vele oud-katholieke geestelijken gehuwd. De meeste echtgenotes – en nu de kerk ook vrouwelijke priesters heeft ook echtgenoten – zijn op de een of andere manier betrokken bij het pastoraat van hun partner, vooral als zij in de pastorie wonen. De oud-katholieke pastoorspartners houden sinds 1963 regelmatig ontmoetingsdagen in en rond een van de pastorieën.
Dit jaar was Haarlem aan de beurt, waar zaterdag 6 juni jl. zo’n dertig partners en weduwen van (emeriti-)pastores bijeenkwamen.
Na een welkomstwoord door Christel Ruts en een korte kennismaking met nieuwe partners, hield prof.dr.Angela Berlis, oud-katholiek priester, hoogleraar aan het Oud-Katholiek Seminarie en tevens echtgenote van pastoor Peter Feenstra, een inleiding over ‘Pastoorspartners in de oud-katholieke traditie’. Zij liet zien hoe in de loop van de tijd er van alles veranderde in hun positie. Tot ver in de twintigste eeuw zochten pastoors hun partners in oud-katholieke kring. Ze waren onmisbaar door ‘rustig zorgend terzijde te staan’. Daarmee veranderde er eerst niet zoveel, want dat hadden de huishoudsters voor hen ook gedaan. Dat gebeurde wel toen er ook kinderen kwamen. Tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw was er verschil in betaling van een pastoor, afhankelijk van de rijkdom van een parochie. Pastoors gingen met hun gezin op vakantie door van pastorie te ruilen. Pas na 1963 konden ook pastoorsvrouwen betaald buitenshuis werken. Ze gingen dat in toenemende mate doen en tegenwoordig is het inkomen van de pastoorspartner meestal onmisbaar, vooral waar de pastores steeds vaker een parttime functie in de kerk hebben.
Tineke Tol-Nijenhuis vulde de inleiding aan vanuit haar lange ervaring als fulltime pastoorsvrouw met vier kinderen in Schiedam, Amsterdam en Haarlem. Wat deed zij zoal? Zilver en koper poetsen, voorzitter zijn van de vrouwenvereniging, bezoekjes afleggen bij kraamvrouwen, een diner klaarmaken voor de bisschop als die kwam om te vormen, bazars organiseren, de halve parochie op de koffie ontvangen na de zondagse kerkdiensten, mee-organiseren van de Wereldgebedsdagen, meebesturen in het Curatorium, meezingen in het kerkkoor, meedoen in de oecumene.
Tegenwoordig zijn pastoorspartners niet meer in staat om zoveel als zij deed, mee te werken in de parochies. Zij hebben meestal hun eigen betaalde banen en sommigen zijn zelf pastoraal werker, pastoor of dominee.
Na een middaggebed in de kerk en een door de Haarlemse parochianen voortreffelijk verzorgde lunch werd de dag besloten met een hofjeswandeling een een diner in het oude centrum van het zonnige Haarlem.
Amersfoort, Bisschoppelijk Bureau, 18 juni 2009