Vijf verhalen en een vraag

Foto: Huib van Beek (met baard) en Larry Miller (zijn opvolger). Links: Dr. Robert Gribben, van de World Methodist Council en lid van het Global Christian Forum comitee

 

In de “methodologie” van het Global Christian Forum staat het vertellen van geloofsverhalen centraal. Vanuit de overtuiging dat als mensen hun hart voor elkaar openen, er ook verbondenheid ontstaat, probeert men de al te hoge scheidingsmuren tussen traditionele kerken en de Pinksterbeweging en de Evangelische Beweging neer te halen. Heel wijs. Gisteren werd deze methode ook doorgetrokken naar de geloofsverhalen van bepaalde kerken of kerkelijke gemeenschappen. Hoe is daar sprake van het waaien van de geest?

Vijf verhalen. Het eerste over de kerk van Albanië, helemaal opnieuw van de grond af aan opgebouwd na de val het communistisch regime. Dat regime was anders drastisch te werk gegaan en had zoveel mogelijk uitingen van religiositeit vernietigd. Na amper 25 jaar is er weer opnieuw een levendige kerk. Om maar één beeld te noemen: Aartsbisschop Anastasios die samen met 15 000 gelovigen Pasen viert in Tirana.
Het tweede verhaal is dat van de broedergemeenschap van Taizé, eerst helemaal niet van plan om hun monastieke rust op te offeren voor de jongeren. “Maar niet ingaan op een roeping vanwege de Heer, is onmogelijk”, hoor je Broeder Roger vertellen. De gevolgen zijn bekend. In 1971 is de kerk te klein geworden en moet men er de voorgevel van neerhalen…sindsdien hebben tienduizenden jongeren er de inspiratie voor hun leven gevonden én hun roeping…
Het derde verhaal komt uit het Midden Oosten en betreft hoe daar de regionale Raad van Kerken vecht voor een plaats voor de christenen. De christenen in het midden Oosten staan er vaak alleen voor. Door de machthebbers worden ze om opportunistische redenen de hand boven het hoofd gehouden, maar dat komt hen te staan op de beschuldiging van collaboratie vanwege de oppositie. De Arabische lente, die iedereen toejuicht, brengt hen in een hachelijke situatie. Om nog maar te zwijgen van Palestina. Maar ze organiseren zich zo goed en zo kwaad als het kan. Het geloof doet wonderen. Het gebrek aan solidariteit wekt het schaamtegevoel.
Het vierde verhaal betreft de Lutherse Wereldfederatie die zich verzoende met de Doopsgezinden. Dat zij in de zestiende eeuw onder andere in ons land de doopsgezinden vervolgd en vermoord had, dat was men vergeten, samen met de lelijke dingen die Luther zelf over deze mede-christenen gezegd had. Nooit te laat om het boetekleed aan te trekken. De Geest is niet vergeetachtig, zeker niet waar het onrecht betreft.
Voor het laatste verhaal komen de christenen uit China aan het woord. Nog steeds niet vrij om christen te zijn, maar wel goed georganiseerd en overtuigd van hun geloof. De geest laat zich niet binden, zeker niet aan politieke machtspelletjes. Alle denominaties hebben er voet aan de grond en werken ook samen. In deze situatie telt alleen maar het geloof in Jezus.

Ik dacht: had men ons, Oud-Katholieken, ook om een verhaal kunnen vragen? De zeventiende-eeuwse gemeenschap van Port Royal of de bewogen gelovigen van de negentiende-eeuwse oud-katholieke beweging zouden niet misstaan in dit rijtje. Maar hoe zit het met ons? Wat komt er  terecht van het charisma dat wij van hen erfden?
De Bisschoppenconferentie wil dat we hier vertegenwoordigd zijn, daarom ben ik hier. Ze wil dat omdat deze belangrijke ontwikkelingen in de oecumenische beweging niet zomaar aan ons voorbij zouden gaan. Niet omdat wij nu eenmaal gezien moeten worden, maar omdat wij zelf zouden zien en leren van wat de Geest in medechristenen teweeg brengt. Opdat we ons eigen charisma zouden ontdekken als een bijdrage aan de Kerk (inderdaad, met een grote “K”). Is het te voorzien dat men ons over afzienbare tijd om een getuigenis zou vragen over hoe wij door de Geest voortgestuwd worden op de weg van onze roeping.

Joris Vercammen

Amersfoort, Bisschoppelijk Bureau, 7 oktober 2011