L
uc De Saeger schreef de teksten voor het boekje “Op weg naar Jeruzalem”. Een meer uitgebreide versie van de teksten voor de Goede Week worden dagelijks op de website geplaatst.
Dinsdag in de Goede Week, 26 maart 2013
De ongerijmdheid van een gekruisigde Messias (Lucas 20:1-19)
Op een van de dagen dat Jezus het volk in de tempel onderricht gaf en er het goede nieuws verkondigde, kwamen opeens de hogepriesters en de schriftgeleerden, samen met de oudsten, op hem af en vroegen hem: ‘Op grond van welke bevoegdheid doet u die dingen? En wie heeft u die bevoegdheid gegeven? Zeg ons dat eens.’ Jezus antwoordde: ‘Ook ik zal u iets vragen waarop u antwoord moet geven: Doopte Johannes in opdracht van de hemel of van mensen?’ Ze overlegden met elkaar: ‘Als we antwoorden: “Van de hemel,” zal hij vragen: “Waarom hebt u hem dan niet geloofd?” Maar als we antwoorden: “Van mensen,” zal het volk ons willen stenigen, omdat iedereen ervan overtuigd is dat Johannes een profeet was.’ Dus antwoordden ze dat ze het niet wisten. Daarop zei Jezus tegen hen: ‘Dan zeg ik u ook niet op grond van welke bevoegdheid ik die dingen doe.’
Hij vertelde *het volk* de volgende gelijkenis: ‘Een man legde een wijngaard aan en verpachtte die aan wijnbouwers, waarna hij voor geruime tijd op reis ging. Na verloop van tijd stuurde hij een knecht naar de wijnbouwers, die het deel van de oogst dat de eigenaar toekwam in ontvangst moest nemen. Maar de wijnbouwers ranselden hem af en stuurden hem met lege handen weg. Daarna stuurde hij een andere knecht. Ook die werd afgeranseld, en nadat ze hem hadden vernederd stuurden ze ook hem met lege handen weg. De eigenaar stuurde toen een derde knecht, maar ook die werd afgetuigd en de wijngaard uitgegooid. Toen zei de eigenaar van de wijngaard: “Wat moet ik doen? Ik zal mijn geliefde zoon naar hen toe sturen, voor hem zullen ze toch wel ontzag hebben.” Toen de wijnbouwers hem zagen, overlegden ze met elkaar en zeiden: “Dat is de erfgenaam! Laten we hem doden, dan is de erfenis voor ons.” En ze gooiden hem de wijngaard uit en doodden hem. Wat zal de eigenaar van de wijngaard nu met hen doen? Hij komt zelf, doodt de wijnbouwers en geeft de wijngaard aan anderen.’ Toen de mensen dit hoorden, zeiden ze: ‘Dat nooit!’ Maar hij keek hen aan en vroeg: ‘Wat betekent dan wat er geschreven staat: “De steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden”? Iedereen die over die steen struikelt zal gebroken worden, en iedereen op wie die steen valt zal worden verpletterd.’ De schriftgeleerden en hogepriesters, die wisten dat Jezus deze gelijkenis met het oog op hen verteld had, wilden hem op dat moment laten grijpen, maar ze waren bang voor de reactie van het volk.
‘Op een van de dagen dat Jezus aan het volk het goede nieuws verkondigde’. Dit is wat Jezus doet in Jeruzalem: het goede nieuws verkondigen. De pijn die hij uitschreide over de stad in vorige perikoop omdat zij niet openstond voor zijn boodschap blijft. Maar het belet hem niet het goede nieuws te verkondigen, dag na dag. Niet aan de menigte maar aan ‘het volk’: luisteren naar het evangelie creëert een verbondenheid en maakt van een menigte een volk, het ware volk van God uit de Bijbel.
De toehoorders moeten de wenkbrauwen gefronst hebben toen zij hoorden wat de wijnbouwers met de gezanten van de eigenaar deden: de eerste sloegen ze, de tweede vernederden ze ook, de derde gooiden ze ook nog uit de wijngaard en de vierde sleurden ze weg en vermoordden hem. Zo erg ging het er in het werkelijke leven nooit aan toe. Meteen wisten de toehoorders dat het hier meer betrof dan een verhaal. Het betrof de leiders van het volk – en die hadden dat ook door, zie vers 19 – en vooral de man die voor hen stond en hun toesprak. De geliefde zoon uit het verhaal is Jezus – hij werd reeds eerder in het evangelie Gods geliefde zoon genoemd, en wel door God zelf, bij het doopsel van Jezus (3:22) en bij de gedaanteverandering (9:35). En zoals de zoon in het verhaal buiten de wijngaard wordt gesleurd om daar gedood te worden, zo zal Jezus buiten de stad gesleurd worden om daar vermoord te worden. De wijngaard is het Rijk Gods en dat zal nu worden gegeven aan ‘anderen’ (vers 16). Die ‘anderen’ zijn bij Lucas altijd degenen die openstaan voor het evangelie: Samaritanen, tollenaars, heidenen, en bij uitstek de christenen, zowel de joodse christenen als zij die uit de andere volkeren komen.
Zoals in de evangelies van Matteüs en Marcus plaatst Lucas na dit verhaal een psalmvers: ‘De steen die de architecten afkeurden is de hoeksteen geworden’ (Psalm 117:22). Het moet reeds heel vroeg na de dood en verrijzenis van Jezus geweest zijn dat christenen het verhaal over de wijnbouwers hebben verbonden met het psalmvers. In dit vers vonden zij een gepaste verwoording voor die ongelooflijke tegenstelling: Jezus, afgewezen door de leiders van Jeruzalem en ter dood gebracht, zou verrijzen en joden en heidenen samenbrengen – zoals een hoeksteen twee muren verbindt – in een Godsvolk. En die Schriftuurlijke duiding vond gemakkelijk aansluiting bij de parabel omdat de kernwoorden (‘zoon’ in de parabel’ en ‘steen’ in het psalmvers) in het Aramees, de volkstaal in Israël, vrij gelijkklinkend zijn (bén en bènèn).
Het toont aan hoezeer de Kerk van in haar prilste begin niet om de vraag heen kon en niet om de vraag heen wilde: wat is dat toch, een Messias die gekruisigd is? Ja, hoe leg je dat in-Gods-naam uit? Paulus verwoordt het in alle scherpte: ‘wij verkondigen een gekruisigde Messias, en dat is voor joden een godslastering en voor de anderen een idiotie’ (1 Korintiërs 2:23-24).
God en Vader,
Hebt u heil aangeboden in Jezus,
een mens die op de meest oneerbare wijze werd terechtgesteld?
Is het waar?
Wij lezen het evangelie,
wij zien hoe mensen opleven wanneer zij proberen te leven zoals Jezus voorhield,
wij horen hoe mensen die naar het evangelie leven een zegen zijn voor hun omgeving,
wij voelen vreugde en verbondenheid wanneer wij over Jezus spreken,
wij spreken tot u zoals hij tot u sprak: papa, vake.
Dit is wat u ons geeft, nu, wanneer wij met Jezus van doen hebben.
En dat ervaren wij als goed en heilvol.
Wij geloven dat u ons heil hebt aangeboden in Jezus.
En wij danken u.
Dit vertrouwen wij u toe
op het woord van Jezus
en aangeblazen door uw Geest in ons.