Een groep van 35 Nederlanders doet mee met de tiende assemblee van de Wereldraad. Verschillende deelnemers brengen dagelijks verslag uit. Hieronder de vierde bijdrage, geschreven door Karin van den Broeke, preses van de Protestantse Kerk in Nederland en lid van de Raad van Kerken in Nederland.
Vandaag, 30 oktober, was de echte openingsdag van de 10e Assemblee van de Wereldraad van Kerken. Nadat enkele honderden deelnemers al één of twee dagen geacclimatiseerd raakten tijdens de pre-Assembly’s, verveelvoudigde het aantal deelnemers vandaag met bijna een factor 10.
Dat deze Assemblee een ‘biddende’ Assemblee genoemd wordt, paste bij de vormgeving van deze eerste dag. ’s Morgens een uitgebreide gebedsbijeenkomst met een Armeense preek, ’s middags een prachtige openingsceremonie waarin de geschiedenis van Korea ingeweven was, aan het eind van de dag een Anglicaanse avondgebed. Daarnaast gaven zowel de voorzitter als de secretaris-generaal van de Wereldraad weer waar de Wereldraad op dit moment voor staat.
Bij de vieringen was de wijze waarop de geschiedenis van Korea ingebracht werd indrukwekkend. In een indrukwekkend totaaltheater van dans, muziek, filmbeelden, toneel en geprojecteerde teksten werd de geschiedenis van Korea gekoppeld aan het thema van deze Assemblee. ‘God van leven, leid ons naar gerechtigheid en vrede.’ De bezetting door Japan, de ‘bevrijding’ met nare bijsmaak op 15 augustus 1945, de aanwezigheid van verschillende grootmachten daarna. Het losbarsten van de burgeroorlog in 1950. Het staakt-het-vuren in 1953, dat overigens geen vrede bracht. De ontelbare doden die in verschillende periodes vielen. De verscheurde families. De wezen. De mensen die hun doden betreurden. Daarna, in Zuid-Korea, de dankbaarheid voor democratie, voor welvaart, voor enorme kansen op ontwikkeling. De godsdienstvrijheid waarbinnen ook veel christelijke kerken tot bloei kwamen. De hoop en de kracht die mensen putten uit het vertrouwen dat God met hen onderweg is naar een land waarin vrede is. En tegelijkertijd alle gewonde harten die er nog zijn; de mensen die voelen hoe hun familie uiteengereten is.
Kijkend naar het spektakel waarin klacht en kracht elkaar afwisselden werd ik er stil van. Het rauwe gebed, bijna schreeuwend gebeden, ‘O God, wat hebben we gedaan? O God, wat kunnen we doen?’ klonk nog na in mijn oren. Inmiddels waren er ook dankbare en hoopvolle beelden geweest. Witte dansers, die het gebed om recht en vrede baden waren volop op het toneel. Zij braken tot slot het schouwspel open. Uit de zaal trokken zij mensen het podium op. Orthodoxe priesters, zwarte vrouwen, Europeanen, Aziaten, een bonte stoet aan mensen. De hele oecumene was zichtbaar aanwezig. Een sliert van mensen (maar nog altijd maar een fractie van het aantal aanwezigen) kwam op het podium terecht. Hand in hand. Intussen klonk nog een gezongen gebed om vrede. Heel de zaak kwam overeind. Sommigen zwaaiden. Anderen groetten op de Koreaanse wijze die we eerder geleerd hadden: met twee handen een hart boven je hoofd, zeggend: Sarang Hapnida! I love you all!
Ik kon het niet helpen. De tranen stroomden over mijn wangen. Toen ik dat later aan anderen bekende, bleek het voor veel mensen te gelden.
Prachtig om je zo wereldwijd verbonden te weten. Met mensen die ieder in hun eigen situatie verlangen naar recht en vrede, die dat ook elkaar toewensen, die zich realiseren dat ieder mens daar op zijn of haar manier iets aan moet en kan bijdragen, die tegelijkertijd weten dat ze dat alleen maar kunnen omdat ze zich opgenomen weten in een grote beweging die God met ons gaat.
We staan nog maar aan het begin. Natuurlijk gaan we nog veel meer met elkaar delen, van veel meer grote en kleine vraagstukken. En natuurlijk hoort er ook een technisch en zakelijk vergadercircuit bij zo’n grote Assemblee. Maar de toon is gezet. En voor mij kan de Assemblee eigenlijk al niet meer stuk.
Karin van den Broeke
Amersfoort, Bisschoppelijk Bureau, 1 november 2013