Door: Peter-Ben Smit
Natuurlijk baal ik ook in de kerkbank. Ik mag ook niets meer: niet zingen, niet knielen, geen handen geven, niet naast iemand zitten, geen wijn ontvangen, en geen koffiedrinken. Ik moet ook een heleboel: ik moet afstand houden, ik moet hopen dat er plek is, ik moet een mondkapje gebruiken en ik moet m’n handen chemisch reinigen, en ik moet wat ik niet mag en wel moet ook allemaal maar accepteren en ik moet ook steeds openstaan voor nieuwe setjes regels. Zo.
Maar wat gebeurt er nu wanneer ik met al dit moeten en niet mogen de liturgie vier? Over die vraag gaat deze bijdrage. Geen Cruijffiaans “ieder nadeel heeft z’n voordeel”, maar wel een blik op nieuwe ervaringen. Natuurlijk zijn het maar mijn ervaringen, maar zo zijn ze toch ook de ervaringen van tenminste één kerkganger. Misschien herkent u, herken je je erin, misschien ook niet en irriteren ze vooral. Ook in het laatste geval hoop ik dat ze uitnodigen tot eigen nadenken over de ervaringen met de kerkdienst in de context van Corona. Wie weet wat dat oplevert!
Mijn centrale ervaring is dat er luikjes opengaan in de liturgie die tot nu toe dicht waren of waar ik geen tijd voor nam. Mijn zintuigen werken anders, elementen uit de dienst komen anders, vernieuwend en verfrissend ook, binnen. In het vervolg noem ik er een paar, de lijst is vast nog wel aan te vullen en daartoe nodig ik ook graag uit. Ik ga bij dit alles uit van de diensten die ik als parochiaan bezoek in de parochie Amsterdam, niet meer maar ook weer niet minder dan dat.
Stil zijn, luisteren en kijken
Een eerste ervaring is dat ik in diensten veel meer stil zit en luister dan anders. Dat werkt op mij verfrissend. Oud-katholieke vieringen staan soms zo bol van het dingen doen dat ik aan het luisteren, aan het ontvangen van wat er gezegd en gezongen wordt, nauwelijks nog toekom. Naar de lezingen, de preek en de voorbeden luisterde ik altijd al, natuurlijk, maar nu komt er nog heel wat bij.
Neem de misgezangen, de geloofsbelijdenis de verdere gezangen, maar ook de gradualepsalm en de verzen van het halleluja. Nu ik naar ze luister, of ze spreek in plaats van zing, heb ik veel meer tijd om aandacht aan de tekst te geven. Natuurlijk wil ik ze ook graag zelf zingen, maar ik realiseer me, luisterend of sprekend, nu wel meer wat de kracht en de inhoud is van deze teksten. Ik vind dat vaak verrijkend, soms ook confronterend: “staat dat er echt?” Wat zou dat nu kunnen betekenen? En dat is dan weer aanleiding voor eigen reflectie en verdieping.
Bovendien is het zo dat ik, nu ik niet zing, maar wel luister, meer tijd heb om de symboliek van het gebouw tot me te laten doordingen. Ik beleef het als iets van meerwaarde wanneer ik tijdens Kyrie en Gloria ook rustig op kan kijken naar de Heer die we bezingen. Die hangt namelijk aan het crucifix boven het altaar. De grote woorden van Kyrie en Gloria krijgen nog meer diepgang wanneer ik me zo visueel bewust word dat we een gekruisigde Messias vereren. Wie door de machthebbers van zijn tijd werd uitgekotst, bezingt de kerk als God en Heer. Dit geldt ook voor het Lam Gods: ik zit niet met m’n neus in de noten, maar kijk op naar het altaar, waar Christus, het Lam Gods, gebroken wordt terwijl we het bezingen. Ik zie gebeuren wat de voorzangers zingen: Christus geeft zichzelf, raakt gebroken voor het heil van de wereld. Dit is het Lam Gods dat zich ontfermt.
Rust en aandacht
Naast stil zitten, zwijgen en luisteren naar wat anderen voorzingen, is er ook op andere manieren rust en daardoor meer ruimte voor aandacht. Ik beleef dat met name bij de vredegroet, de gavenbereiding, en de communie. Bovendien viert de gemeente veel synchroner in haar bewegingen.
De vredegroet heeft een nieuwe vorm gekregen en die bevalt me wel. Doordat de groet met een hoofdknik, een glimlach, en de woorden ‘de vrede van Christus’ gebeurt, neem ik rustig de tijd voor iedereen in mijn omgeving. Ik kijk de ander bewust aan en spreek haar of hem toe. Met meer aandacht dan anders, zelfs, denk ik. Weg is in ieder geval alle gedrang en gedoe, ook ieder gevoel van druk om toch maar iedereen een hand te geven. De vrede van Christus krijgt zo alle aandacht en ruimte.
Iets soortgelijks gebeurt me tijdens de gavenbereiding. We zingen geen offertorium, het wordt ook niet ‘overspeeld’ door het orgel. In plaats daarvan bidden we de voorbereidende gebeden luid die anders door de voorganger stil gebeden worden (“Gezegend zijt gij God, Heer van al wat leeft, want uit uw milde hand…”). Bovendien is er geen collecte of gavenprocessie. Natuurlijk mis ik daar wat in. Ik vind er tegelijkertijd ook veel van waarde in. Al kijkend en luisterend naar de voorbereidende gebeden realiseer ik me hoe nauw de eucharistie met de hele schepping verbonden is, bijvoorbeeld. Of wat de symboliek van de vermenging van wijn en water eigenlijk ook al weer was – Christus’ goddelijke natuur die met de menselijke natuur verenigd wordt.
Bij de communie, onder één gedaante uitgereikt door de gemaskerde voorganger ervaar ik meer gemeenschap en meer rust. In een rustig ritme gaat iedereen, in processie, naar de communiebank – op afstand en met aandacht. Bij de ontvangst is er ook zoiets. Door dat het anders moet – staand, met uitgestrekte armen, is mijn aandacht er nog meer bij dan anders. De vereiste zorgvuldigheid en inspanning past wel bij dit moment, eigenlijk. Door de afstand tot en het masker van de voorganger is het ook nog eens veel duidelijker dat het om de ontvangst van Christus gaat op dat moment (en niet om de vriendelijke glimlach van de uitreikende voorganger). Bovendien wacht iedereen tot allen ontvangen hebben en communiceert dan samen (dat wil zeggen: tegelijkertijd). Zo is de communie door en door gemeenschappelijk en tegelijkertijd heel persoonlijk– doordat je de hostie op jezelf staand opeet, is er ook een sterke een op een relatie tussen Christus en mij als communicant.
Het vieren volgens de Coronaregels betekent tenslotte ook in het algemeen dat iedereen zich lichamelijk veel meer als eenheid gedraagt. Dat versterkt, in mijn beleving, het gevoel van gemeenschap. De vredegroet doen we op dezelfde wijze, de ontvangst van de communie ook, net zoals momenten van staan en zitten. Natuurlijk is diversiteit in devotie door te kiezen tussen knielen, staan of zitten ook van waarde – maar zo’n eenheid in beweging ook!
Een beetje vreemd, maar…
Samenvattend denk ik dat me dit gebeurt: doordat alles anders moet en het gewone niet meer mag, moet het anders en ik ontdek de liturgie daardoor opnieuw. Ik leer hetzelfde anders doen en daardoor raak ik verrast door dat wat ik al jaren vier, zing en doe. Soms heeft dit met een verschuiving van zintuigen te maken: door te zwijgen, komt er meer binnen via mijn ogen en oren, bijvoorbeeld. En bij de vredegroet valt de tastzin weg en ontmoet ik anderen meer met mijn ogen. Soms heeft het ook met een andere vorm van bewegen te maken: tastzin, zicht en smaak zijn bij de communie net zo actief als anders, maar op een nieuwe manier. Dat versterkt de ervaring ook. Veel van deze ervaringen draaien daarbij om de trefwoorden aandacht en rust. Meer rust in de dienst geeft ruimte voor meer aandacht. Maakt dat alle gemis van wat er anders van waarde is goed? Niet per se, want ik zing nog net zo graag als in maart van dit jaar. Maar ik zet deze ervaringen er wel naast en waardeer ze als iets dat ook mooi is, net zoals een “normale” dienst dat is.
Tenslotte: naast kerkganger ben ik, af ten toe, ook voorganger. Dat deed me ook realiseren dat wat ik ontvang aan mooie nieuwe ervaringen ook een opgave betekent. Want omdat er zoveel meer nadruk op het horen en kijken komt te liggen, moet de kwaliteit van wat er te horen en te zien valt wel in orde zijn. De preek is misschien nog belangrijker dan anders en verzorgd voorgaan, in woord en gebaar eveneens. Zo wordt de gave ook tot opgave – en daagt uit om juist in crisistijd de diepgang in de verkondiging en de schoonheid in het vieren te blijven zoeken.
Wie meer over de achtergronden van de oud-katholieke liturgie en de betekenissen ervan wil weten, kan hierover lezen in de hoofdstukken over liturgie (Koenraad Ouwens) en de geloofsleer (Mattijs Ploeger) in de bundel De Oud-Katholieke Kerk van Nederland: een inleiding.
Bovenstaande overweging van Peter-Ben Smit kan – als daartoe de mogelijkheid straks weer bestaat – aanleiding zijn tot gesprek in de parochie en uitwisseling van ervaringen.