Mattijs Ploeger over 25 jaar vrouw in het ambt

Op vrijdag 18 oktober aanstaande vindt in Amersfoort een bijzondere bijeenkomst plaats waarbij we stilstaan bij de 25ste ‘verjaardag’ van de eerste vrouw die in onze kerk tot priester werd gewijd. De komende tijd geven sprekers en andere betrokkenen bij deze dag hier alvast een eerste reactie op de vraag wat de wijding van vrouwen voor onze kerk heeft betekend. Mattijs Ploeger, priester en rector van het Oud-Katholiek Seminarie, is een van de twee hoofdsprekers op deze dag. Overigens viert Mattijs ook zelf dit jaar zijn 25-jarig priesterjubileum!

Er is meer dan twintig jaar over gediscussieerd voordat het besluit viel om vrouwen toe te laten. Waarom was dit zo’n ingewikkelde discussie? Zou dit besluit niet veel eerder genomen kunnen zijn?

“Deze vraag kan alleen opkomen vanuit een terugblik. We hebben nu vrouwelijke priesters en de inzegening van huwelijken tussen mensen van hetzelfde geslacht, twee zaken die nu vaak worden beschouwd als typisch oud-katholieke kenmerken. Maar vijfentwintig jaar geleden hadden we beide zaken niet, en toch bestond er een oud-katholieke kerk. Er moeten dus ook andere aspecten kenmerkend voor de oud-katholieke identiteit zijn. Als oud-katholieken hebben we onszelf altijd gedefinieerd in relatie tot rooms-katholieken, oosters-orthodoxen en wat de anglicanen betreft vooral tot de ‘hoogkerkelijken’. Al die kerken en groepen hebben of hadden moeite met de wijding van vrouwen. Het is dus vanzelfsprekend dat de oud-katholieke kerk dit besluit niet lichtvaardig heeft genomen. Een discussie van zo’n vijfentwintig jaar is dan bepaald geen lange periode. Vooral als je bedenkt dat het synodale advies in 1998 bijna unaniem was, begrijp je waarom het zinvol was om de beslissing niet overhaast te nemen, maar rustig draagvlak op te bouwen.”

Wat heeft 25 jaar vrouwelijk ambt voor de kerk opgeleverd?

“Het belangrijkste vind ik dat de kerk door deze beslissing is genormaliseerd. Het hanteren van een andere norm voor de wijding dan voor de doop beschouw ik theologisch en spiritueel als een vergissing. Die historisch begrijpelijke vergissing is nu opgeheven. Wat 25 jaar vrouw en ambt in elk geval niet heeft gebracht, is dat het ambt zou zijn veranderd. Zogenaamd ‘vrouwelijke’ en ‘mannelijke’ eigenschappen zijn te vinden bij priesters van alle genders. Het is gegaan zoals ik verwacht had (want dat zag je ook bij vrouwelijke dominees): de toelating tot het ambt is inclusiever geworden en dat is een enorme verbetering, maar het ambt zelf en de uitoefening daarvan zijn er niet wezenlijk door veranderd.”

Je bent zelf opgegroeid in een kerk waarin vrouwelijke predikanten al veel langer heel vanzelfsprekend zijn. Is er een verschil tussen een vrouwelijke dominee en een vrouwelijke priester? Of is dat een variant op hetzelfde thema?

“Er is verschil tussen een dominee en een priester, maar dat hangt niet af van mannelijk of vrouwelijk. Katholieke én protestantse kerken beschouwen priester en predikant niet als hetzelfde. Natuurlijk is er veel praktische en professionele overeenkomst tussen een gemeentepredikant en een parochiepastoor. Maar in de opvatting van kerk, sacrament en ambt zijn er wezenlijke verschillen. Daar vloeit ook uit voort dat het soort argumenten voor of tegen vrouwelijke ambtsdragers vaak verschillend is bij protestantse en katholieke theologen. Wat ik trouwens niet zal ontkennen, is de biografische en psychologische invloed van opgroeien in een gezin en een kerk waar een vrouw vanzelfsprekend een liturgische, pastorale en leidinggevende rol heeft. Daardoor is het begrijpen van tegenstanders van de wijding van vrouwen voor mij vooral een theoretische zaak.”

Denk je dat vrouwelijke ambtsdragers een blijvende blokkade vormen voor betere relaties met de orthodoxe kerken en de Rooms-Katholieke Kerk?

“Dat ligt eraan wat je met ‘betere relaties’ bedoelt. Ik denk dat we uitstekende en inspirerende relaties kunnen hebben met andere kerken, zowel op lokaal als op leidinggevend niveau, ook wanneer we over belangrijke zaken van mening verschillen. Ik geloof niet dat volledige kerkelijke gemeenschap het enige criterium is voor geslaagde oecumene. En daar waar de wijding van vrouwen als oecumenisch struikelblok wordt gepresenteerd, is het eigenlijke struikelblok de diepere vraag naar de verhouding tussen de traditie (inclusief de Schrift) en de hedendaagse cultuur – althans de cultuur van onze tijd en plaats, want wij als oud-katholieken hebben niet de wijsheid in pacht als het gaat om culturen wereldwijd.”

“Als ik nog iets over de oecumene mag zeggen: ik geloof niet dat we ons in een ‘oecumenische winter’ bevinden. Mensen die dat denken, zijn ofwel vergeten dat de oecumenische verbondenheid die we nu normaal vinden, te danken is aan enorme stappen die in de twintigste eeuw zijn gezet. Ofwel ze hebben te veel van de oecumene gehoopt en zijn teleurgesteld geraakt dat de oecumene niet nóg verder is gekomen dan de grote stappen van de twintigste eeuw. Maar dat vind ik naïef. We zouden onszelf en elkaar een dienst bewijzen door te erkennen dat er een wezenlijk verschil bestaat tussen een grofweg ‘protestantse’ en een grofweg ‘katholieke’ interpretatie en beleving van het christelijk geloof. Naar mijn mening staan we als oud-katholieken – ook met onze vrouwelijke priesters – nog altijd aan de ‘katholieke’ kant.”

Wat zou je andere kerken adviseren die nog volop in discussie zijn over vrouw en ambt?

“Dat hangt sterk af van het soort kerk. Het maakt nogal wat uit of je discussieert binnen de rooms-katholieke wereldkerk of binnen een nationale gereformeerde kerk. Maar in het algemeen heb ik wel twee adviezen. Ten eerste: laat elke discussiepartner zo transparant mogelijk zijn over de eigen vooronderstellingen (theologisch, cultureel, biografisch). Ten tweede: probeer de discussie in verschillende vragen onder te verdelen, in de hoop te voorkomen dat mensen langs elkaar heen praten of alle argumenten op een hoop gooien. Theologisch en gelovig zou ik in een katholieke context willen zeggen: leg het primaat van de discussie bij Gods menswording in Jezus Christus en onze sacramentele participatie in Hem. Dan zit je namelijk bij de kern en blijken veel zaken (zoals het verschil tussen man en vrouw) niet tot de kern te behoren.”

Enkele jaren geleden bleek uit onderzoek dat veel vrouwelijke predikanten van de PKN te maken hadden met seksisme. Ze voelden zich anders bejegend dan mannen, kregen opmerkingen over hun uiterlijk of werden soms zelfs ongewenst intiem benaderd. Is dit een thema dat ook binnen de OKKN meer aandacht verdient, bijvoorbeeld in de ambtsopleiding?

“Deze vraag zou je in eerste instantie aan vrouwelijke priesters moeten stellen. Het past mij niet om een inschatting te maken van zulke ervaringen. Aan het Oud-Katholiek Seminarie is er aandacht voor macht en machtsmisbruik, zowel door de priester als jegens de priester.”

De OKKN presenteert zichzelf soms als de meest inclusieve kerk van Nederland, waarin zaken als gender en seksuele geaardheid geen enkele rol spelen. Is dat terecht? Wat kan er nog veranderen om de positie van vrouwen en LHBTI+’ers te verbeteren?

“‘De meest inclusieve kerk’ doet me denken aan ‘de meest liturgische kerk’. Zo’n kreet kan leiden tot de wet van de remmende voorsprong en tot een bepaalde gezapigheid. Ik zou liever zien dat we proberen ‘de meest katholieke kerk’ te zijn, waarbij dat woord katholiek dan zo inhoudelijk en divers mogelijk mag worden geïnterpreteerd. Inclusiviteit op het gebied van gender hoort daarbij. Verder zijn we op de meeste plaatsen een witte kerk en we gedragen ons alsof we een hoogopgeleide kerk zijn, dus ‘de meest inclusieve kerk’ zijn we sowieso niet. Of genderissues ‘geen enkele rol spelen’, betwijfel ik. Ze spelen in onze kerk vaak juist een enorme rol. Als mensen in andere kerken negatieve ervaringen hebben opgedaan, kan ik begrijpen dat ze de oud-katholieke openheid voor genderthema’s op de voorgrond plaatsen. Maar liever zou ik zien dat we er minder over hoeven te praten omdat ‘queer’ tegelijk ‘normaal’ is geworden. Maar zover zijn we waarschijnlijk nog niet.”

Is de discussie over vrouw en ambt pas echt afgesloten wanneer er een vrouw tot bisschop wordt gekozen?

“Binnen de OKKN is de discussie afgesloten toen de bisschoppen in 1998, mede op basis van een bijna unaniem advies van de synode, de uitsluiting van vrouwen uit de ambten van diaken, priester en bisschop ophieven. Zo formuleer ik het meestal, want het ambt voor vrouwen ‘openstellen’ klinkt alsof het een gunst is voor vrouwen, terwijl het naar mijn mening de opheffing van een anomalie is ten dienste van de hele kerk. Daarna is er geen discussie meer geweest, maar natuurlijk wel een proces van ‘receptie’: hoe wordt zo’n besluit in het leven van de kerk ‘ontvangen’? Allerlei gebeurtenissen zijn stappen in dat proces waarin het besluit zich ontvouwt in de realiteit: de eerste wijding van een vrouw tot priester, de eerste vrouwelijke plebaan van de Utrechtse kathedraal, de eerste vrouwelijke deken van het kapittel. En lokaal in parochies: de eerste vrouwelijke pastoor – voor veel mensen wordt het dan pas echt concreet. Ook de verkiezing en wijding van de eerste vrouwelijke bisschop in de OKKN zal zo’n stap zijn in het steeds ‘normaler’ worden van iets wat sacramenteel allang normaal is.”