Wat bedoelen we als we het woord God gebruiken? Hoe kijken we aan tegen Jezus? Wat is dat eigenlijk: ‘geloven’? Met dat soort vragen houdt het vakgebied ‘systematische theologie’ zich bezig. Dr. Mattijs Ploeger, priester en rector van het Oud-Katholiek Seminarie, deelt in een tweeluik hoe dit vakgebied eruit ziet, wat hem eraan boeit en hoe de oud-katholieke systematische theologie zich heeft ontwikkeld. Het eerste deel verscheen vorige week. Hier lees je deel twee van het tweeluik, waarin Ploeger dieper ingaat op de oud-katholieke benadering van systematische theologie.
Beeld: icoon van de H. Drie-eenheid, geschilderd door Henk Groen, Egmond
Via onze maandelijkse artikelenrubriek ‘Verdieping’ geven wij oud-katholieke deskundigen een platform om hun kennis en inzichten te delen over uiteenlopende thema’s die onze gemeenschap raken. De auteurs geven hun unieke perspectief op relevante en actuele onderwerpen: van ethische vraagstukken en interreligieuze dialoog tot culturele trends en historische reflecties. Laat je inspireren door de verhalen, analyses en overpeinzingen die hier worden gedeeld, en ontdek nieuwe perspectieven op de rijke traditie van de Oud-Katholieke Kerk.
Geen specifiek oud-katholieke visie op ieder theologisch onderwerp
Systematische theologie (ST) is een veelzijdig vak. Het is logisch dat oud-katholieke theologen niet in alle terreinen van de ST zijn gespecialiseerd. Er bestaat geen typisch oud-katholieke visie op ieder afzonderlijk onderwerp van de ST. Dat zou zelfs onwenselijk zijn, want dan zouden we als oud-katholieken een geheel eigen vorm van christendom vertegenwoordigen en dat willen we juist niet.
We willen als oud-katholieken, binnen onze westerse en katholieke achtergrond, een kerk zijn die zich zoveel mogelijk probeert te herkennen in geloven en kerkzijn zoals dat ook in andere kerken te vinden is. Het basisdocument van de oud-katholieke Unie van Utrecht (1889) is kort, maar bevat wel de oproep aan theologen en geestelijken om niet te benadrukken wat ons onderscheidt van andere kerken, maar wat ons met hen verbindt.
Daarbij hebben wij natuurlijk niet het oecumenische wondermiddel uitgevonden, dus ook wij worstelen met oecumenische dialogen. Maar dit uitgangspunt geeft wel aan, dat we in de theologie niet streven naar een specifiek oud-katholieke visie op elk afzonderlijk onderwerp. Mijn vroegere docent ST, bisschop Bert Wirix, zei het vaak zo: ‘Er bestaat geen oud-katholieke theologie maar wel een oud-katholieke theologische benadering’. Van die benadering zal ik in deze bijdrage enkele voorbeelden geven.
Een visie op de kerk
De Nederlandse oud-katholieke kerk is los van Rome komen te staan in een proces dat in de zeventiende en achttiende eeuw plaatsvond. De Duits- en Tsjechisch-talige oud-katholieke kerken zijn ontstaan in de negentiende eeuw. De Poolse oud-katholieke kerk is erbij gekomen in de twintigste eeuw. Ondanks alle historische, theologische en spirituele verschillen tussen deze kerken van de Unie van Utrecht (trouwens een heel interessant thema: het leren kennen van de andere kerken van de Unie en hun eigenheid) is er één gemeenschappelijke factor in hun ontstaan, en dat is hun visie op de kerk. We zijn allemaal westers-katholiek, maar niet Rooms. En in de loop van de twintigste eeuw hebben we belangrijke invloeden ondergaan van de oecumenische theologie en van de oosters-orthodoxe theologie.
Een eigen positie
Door deze ontstaansgeschiedenis is de gelovige visie op de kerk (ecclesiologie) een belangrijk onderdeel van de oud-katholieke theologie geworden. Eigenlijk is dat een beetje vreemd, want een goede theoloog (en gelovige) moet zich vooral bezighouden met God, mens en wereld. Maar veel oud-katholieke theologen houden zich bezig met de kerk. Dat komt omdat wij steeds weer onze eigen positie moeten toelichten (en soms verdedigen) in het oecumenisch gesprek. We willen geen eigen visie hebben op God, mens en wereld, want we willen gewoon deel zijn van de wereldwijde christelijke gemeenschap, die midden in de wereld leeft. Maar toch, ons zelfstandig bestaan als oud-katholieken dwingt ons rekenschap af te leggen van de reden waarom wij niet bij de protestanten en niet bij de rooms-katholieken horen. Die eigen positie delen wij met de anglicanen (met wie wij dan ook volledige kerkelijke gemeenschap hebben) en in zekere zin ook met de oosters-orthodoxen (met wie wij een volledige theologische erkenning, maar geen kerkelijke gemeenschap hebben).
Theologische acrobatiek
Door deze eigen positie binnen het wereldwijde christendom wordt de oud-katholieke kerk in de oecumene vaak als een verbindingsschakel gezien. Zo kunnen we soms een bijdrage leveren aan het wederzijds begrip tussen de verschillende kerken. Dit vereist wel de nodige theologische acrobatiek (die ‘oecumenische theologie’ genoemd wordt). Meerdere generaties van oud-katholieke theologen – zij die marathons lopen en zij die minder fysieke prestaties leveren – hebben aan deze acrobatiek bijgedragen en doen dat nog steeds. Het hoort bij het ‘huiswerk’ van een oud-katholiek theoloog om met ecclesiologie bezig te zijn.
Visie op de sacramenten
In de internationale oud-katholieke theologie is, naast de visie op de kerk (ecclesiologie) ook onze visie op de sacramenten (sacramentstheologie) een belangrijke focus. Toen ik mij in mijn Leidse studententijd met enkele medeparochianen – onder wie een rechtenstudente, die nu de voorzitter van onze Synode is – voorbereidde op het vormsel en daarbij sprak over ‘de oud-katholieke sacramenten’ zei bisschop Glazemaker: ‘Die bestaan niet. De sacramenten zijn van Christus.’ De belangrijkste systematisch-theologische lessen heb ik dus niet geleerd door de theologische studie maar door het parochiaan-zijn.
Toch heeft de oud-katholieke theologie een specifieke visie op een aantal sacramenten. Zo lijkt onze zondagse liturgie wel sterk op die van de rooms-katholieke kerk, maar wij hebben toch een eigen (vroegkerkelijke, niet middeleeuwse) interpretatie van het eucharistisch gebed. In mijn onderwijs en publicaties probeer ik die visie naar voren te brengen; ik kan hier niet in detail treden. Iets soortgelijks geldt voor de wijding van vrouwen tot priester. Juist op grond van de rijke inhoud van het christelijk geloof (dus op grond van die vermaledijde ‘dogmatiek’ die al in de vroege kerk tot stand kwam) is het niet te verdedigen om het ambt tot mannen te beperken. Want als Christus mens is geworden om mensen (niet alleen mannen) te verlossen, dan betekent dit dat het beslissende punt is dat hij mens is geworden (zijn man-zijn speelt in de theologie geen rol) en dan kan Christus in het ambt ook door een mens (en niet alleen door een man) worden gerepresenteerd. Ook wat betreft het huwelijk gaan wij als oud-katholieken eigen wegen. Je kunt ambt en sacrament ten volle serieus nemen (en dus goed katholiek zijn) en toch andere beslissingen nemen dan het meerderheids-katholicisme.
Leren en leven op hoop van zegen
Als rector van het Oud-Katholiek Seminarie geef ik leiding aan onze priesteropleiding. En als docent ST en liturgie neem ik deel aan de nationale en internationale oud-katholieke theologie. Al die functies staan ten dienste van het nadenken over God, mens en wereld, en aan het opleiden van mensen die in dat kader gaan werken in parochies. Ik vind het wel eens lastig om te beoordelen of wij een goede balans vinden tussen al die aspecten. Om goede pastoors te worden, moet men een hoop praktische vaardigheden aanleren. Maar om goede pastoors te worden, moet men ook een ‘manier van denken’ oefenen. Je moet door de taaie basis van ‘dogmatiek’ heen om op grond van bijbel en traditie iets zinnigs te kunnen zeggen en doen in de huidige relaties tussen God, mens en wereld. Dat vereist van onze studenten en pastoors een combinatie van kennis en creativiteit. En dat geldt voor iedere gelovige. Elke dag opnieuw leven we in deze zwaar geseculariseerde samenleving. En elke dag opnieuw hopen en geloven we dat deze wereld in Gods hand geborgen is, en uit Gods Geest mag leven. Op hoop van zegen proberen wij als theologen mede vorm te geven aan dat leven.