Paasmaandag

Luc De Saeger schreef de teksten voor het boekje “Op weg naar Jeruzalem”. Een meer uitgebreide versie van de teksten is in de Goede Week dagelijks op de website geplaatst. Vandaag de laatste aflevering.

Maandag 1 april – Paasmaandag
Leven met afwezige aanwezigheid (Lucas 24:13-35)

Diezelfde dag gingen twee van de leerlingen op weg naar een dorp dat Emmaüs heet en zestig stadie van Jeruzalem verwijderd ligt. Ze spraken met elkaar over alles wat er was voorgevallen. Terwijl ze zo met elkaar in gesprek waren, kwam Jezus zelf naar hen toe en liep met hen mee, maar hun blik werd vertroebeld, zodat ze hem niet herkenden. Hij vroeg hun: ‘Waar loopt u toch over te praten?’ Daarop bleven ze somber gestemd staan. Een van hen, die Kleopas heette, antwoordde: ‘Bent u dan de enige vreemdeling in Jeruzalem die niet weet wat daar deze dagen gebeurd is?’ Jezus vroeg hun: ‘Wat dan?’ Ze antwoordden: ‘Wat er gebeurd is met Jezus uit Nazaret, een machtig profeet in woord en daad in de ogen van God en van het hele volk. Onze hogepriesters en leiders hebben hem ter dood laten veroordelen en laten kruisigen. Wij leefden in de hoop dat hij degene was die Israël zou bevrijden, maar inmiddels is het de derde dag sinds dit alles gebeurd is. Bovendien hebben enkele vrouwen uit ons midden ons in verwarring gebracht. Toen ze vanmorgen vroeg naar het graf gingen, vonden ze zijn lichaam daar niet en ze kwamen zeggen dat er engelen aan hen waren verschenen. De engelen zeiden dat hij leeft. Een paar van ons zijn toen ook naar het graf gegaan en troffen het aan zoals de vrouwen hadden gezegd, maar Jezus zagen ze niet.’ Toen zei hij tegen hen: ‘Hebt u dan zo weinig verstand en bent u zo traag van begrip dat u niet gelooft in alles wat de profeten gezegd hebben? Moest de messias al dat lijden niet ondergaan om zijn glorie binnen te gaan?’ Daarna verklaarde hij hun wat er in al de Schriften over hem geschreven stond, en hij begon bij Mozes en de Profeten.
Ze naderden het dorp waarheen ze op weg waren. Jezus deed alsof hij verder wilde reizen. Maar ze drongen er sterk bij hem op aan om dat niet te doen en zeiden: ‘Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt ten einde.’ Hij ging mee het dorp in en bleef bij hen. Toen hij met hen aan tafel aanlag, nam hij het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun. Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze hem. Maar hij werd onttrokken aan hun blik. Daarop zeiden ze tegen elkaar: ‘Brandde ons hart niet toen hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons ontsloot?’ Ze stonden op en gingen meteen terug naar Jeruzalem, waar ze de elf en de anderen aantroffen, die tegen hen zeiden: ‘De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt en hij is aan Simon verschenen!’ De twee leerlingen vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe hij zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood.

 

Dit verhaal komt enkel voor bij Lucas en behoort, samen met andere verhalen die enkel in dit evangelie voorkomen – de barmhartige Samaritaan, de verloren zoon, de farizeeër en de tollenaar– tot de meest gekende verhalen. Zij zijn heel filmisch.

‘Herinner u wat hij u gezegd heeft toen hij nog in Galilea was’. Die opdracht kregen de vrouwen bij het lege graf in vorige perikoop. De twee leerlingen op weg naar Emmaüs praten met mekaar over hun herinneringen, of juister, over hun ontgoocheling en het niet ingelost zijn van hun verwachtingen. Hun ontgoocheling heeft hun kijk op wat gebeurd is vernauwd tot naakte feiten, enkele naakte feiten. Die kunnen niet ontkend worden. Maar zij vallen niet samen met de werkelijkheid en met de waarheid. Die is veel ruimer, die heeft vlees aan de botten, die leeft.

Zo is het ook nu nog met het christelijke verhaal: als men het beperkt tot een opsomming van feiten (of wat als feiten wordt voorgesteld) is het dor én grotesk, en zijn degenen die daarin geloven gek en zielig. Het verhaal krijgt kracht wanneer men er zelf gaat instaan en meegaat, wanneer men het toetst aan de praxis en de praxis toetst aan het verhaal. Dan wordt het waarheid waarvan men leeft. Dan gaat het over nu en over ons.

En ja, het gebeurt dat mensen in het verhaal gaan staan, gaan leven zoals Jezus, mekaar spreken over hem. Het gebeurt dat zij God aanspreken met ‘papa’ en mensen als hun broers en zussen zien. En het gebeurt dat het verhaal zich openbaart als waarachtigheid en aanwezigheid. Het gebeurt dat mensen Jezus belijden als de Levende, de aanwezige.
Het christelijke verhaal gaat over een onzichtbare God die zich openbaarde in een voor ons nu onzichtbare Jezus. En dikwijls is het een verhaal over een (in onze beleving bij momenten) afwezige God en een afwezige Jezus. Het verhaal over de Emmaüsgangers neemt die ervaring – die ook de ervaring was van de jonge Kerk – ernstig.
En het geeft ook woorden aan die andere ervaring: soms zien wij – altijd retrospectief, terugblikkend – dat God aanwezig was. En dan brandt ons hart.

God en Vader,
Maak ons aanwezig voor uw aanwezigheid.
Open onze ogen en ons hart om u te zien in mensen.
Geef ons geduld en vertrouwen als wij u niet ervaren,
als wij ons alleen, in nacht en dorheid weten.
Houd ons gaande op de weg naar u.
Dat vragen wij op het woord van Jezus, de Levende,
en aangeblazen door uw Geest,
uw aanwezigheid in ons.