Het bezoek aan Paus Franciscus; een nabeschouwing, op het feest van Willibrord.

Het is al genoeg gezegd hoe bijzonder de ontvangst van de Internationale Oud-Katholieke Bisschoppenconferentie door Paus Franciscus was. Een historische gebeurtenis voor Oud-Katholieken die zich tot twee maal toe geëxcommuniceerd weten: namelijk in 1723 en in 1871.

De paus sprak in zijn toespraak dan ook over zonden die begaan werden en over de noodzaak van bekering en verzoening. Overigens geldt dat ook voor Oud-Katholieken die zich niet altijd even positief opstelden ten aanzien van de grote Roomse zus.

De paus verheugde zich over de bruggen die tussen de beide Katholieke Kerken geslagen werden. Oude verschillen, zoals bijvoorbeeld de kwestie van de pauselijke onfeilbaarheid, komen daardoor in een heel nieuw daglicht te staan. Het was dan ook goed om onze verbondenheid met de Bisschop van Rome, die ook voor ons primaat van de wereldkerk is, te tonen. In de toespraak tot paus memoreerde ik Willibrord, de missionaris, die in 698 de bisschopswijding uit de handen van de paus ontving. Ik sprak ook over het feest van Willibrord in het jaar 1966 toen Kardinaal Bernard Alfrink in onze Utrechtse kathedraal de brief voorlas waarin het Vaticaan uitnodigde tot dialoog. Er zijn ondertussen tussen Rooms-Katholieken en Oud-Katholieken heel wat bruggen geslagen. Zo zei het ook paus Franciscus in zijn toespraak.

Maar de paus benoemde ook de nieuwe problemen die gerezen zijn. De Oud-Katholieke Kerken zijn immers hun eigen wegen gegaan  en hebben beslissingen genomen die voor de Roomse Kerk moeilijk liggen. Het gaat daarbij op de eerste plaats over de openstelling van het ambt voor vrouwen. Het was goed om in het gesprek met de voorzitter van de Pauselijke Raad voor de Eenheid, kardinaal Kurt Koch, de mogelijkheid gehad te hebben om ook deze ontwikkeling in het juiste perspectief te zetten. Het betreft immers een gewetensbeslissing van onze bisschoppen en hun kerken die zich wel degelijk bewust waren van het dilemma waarin ze zich bevonden. De eenheid met de oecumenische vrienden, in casu de Rooms-Katholieke en de Orthodoxe kerkfamilies, stond tegenover een verlangen naar eenheid met het vrouwelijke deel van de mensheid. Het is een beslissing die je niet zomaar neemt. Het heeft dan ook meer dan 20 jaar geduurd vooraleer het zover kwam. Bovendien is het nooit de bedoeling geweest deze beslissing aan andere kerken op te leggen. Kijk maar naar de eigen gemeenschap van Oud-Katholieke Kerken waarin de Poolse zusterkerk geen vrouwelijke priesters kent. Ik denk inderdaad dat een bepaalde ‘nederigheid’ hier wel op zijn plaats is. Niet omdat ik zou twijfelen aan ons besluit, maar wel omdat ik ook Rooms-Katholieken en Orthodoxen in deze ernstig wil nemen. Alleen op deze wijze lijkt me het mogelijk verder samen op te trekken.

Dat brengt mij tot een ander belangrijk aspect van ons bezoek aan paus Franciscus, namelijk dat wij ons als Unie van Utrecht konden ‘presenteren’ als een groep van katholieke kerken die ten dienste willen staan van de opbouw van de gehele Kerk. Met onze eigen inzichten zijn wij de vertegenwoordigers van een bepaald katholicisme waarmee we haar kunnen verrijken. Een citaat uit de toespraak tot de paus: “(…) [Oud-Katholieken] hebben (…) [een] spiritualiteit geërfd die gekarakteriseerd wordt door een diep geloof in Gods genade, het geheel van het gedoopte volk oproepend om deel te hebben aan Gods engagement voor de verlossing van ieder mens. Wij zien deze spiritualiteit weerkaatst in een synodaal-episcopale structuur van elke lokale katholieke Kerk, die een praktijk van kritische openheid voor de ontwikkelingen in de mensengemeenschap impliceert. Deze dubbele solidariteit met God en met de mensheid staat in het hart van het Oud-Katholieke charisma.” Daaraan voegden we nog toe dat we met dat charisma willen bijdragen tot de katholiciteit van de kerk.

We mochten ervaren dat ons aanbod door de paus op prijs wordt gesteld. Hij spreekt in zijn toespraak over onze relatie als een ‘spirituele tocht’ die verschillende etappen kent: “van ontmoeting naar vriendschap, van vriendschap naar broederschap en van broederschap naar gemeenschap”. Het klinkt als een hartelijke uitnodiging tot partnerschap. En samen met de paus kijken we dan naar ons continent en naar ons land en met hem stellen we de grote spirituele nood onder de mensen vast. Nadenkend over het ‘Oud-Katholieke charisma’ zien we hoe precies die inspiratie bij kan dragen aan het lenigen van die nood. Het is een opdracht voor ons om ons daar verder op toe te leggen en aan toe te wijden.

Het is onze hoop dat ons bezoek aan Paus Franciscus zowel internationaal als in ons eigen land tot nieuwe gezamenlijke initiatieven zouden mogen leiden. Want de broederlijkheid die we als bisschoppen bij de paus mochten ervaren is een stevige impuls om geen mogelijkheid verloren te laten gaan om de relaties met de Rooms-Katholieke gemeenschap te verdiepen. We hebben de paus beloofd op 7 november, het feest van Willibrord, bijzonder voor hem te bidden. En bij het afscheid heeft de paus mij het ook nog eens persoonlijk gevraagd dat in elk geval te doen. De missionaris Willibrord zocht en verkreeg de steun van de paus voor zijn werk onder de Friezen. Staande in die traditie mogen wij ons vandaag bijzonder gesteund weten door paus Franciscus in onze roeping. Uit ons gebed voor hem moge grote dankbaarheid spreken én ook de hoop dat deze man gesterkt mag worden voor zijn uiterst moeilijke maar evenzo belangrijke taak. 

+Joris Vercammen, aartsbisschop van Utrecht.

Amersfoort, Bisschoppelijk Bureau, 7 november 2011