Oud-katholieken hebben hun kerk altijd beschouwd als de continue voortzetting van de kerkprovincie die in 1559 door paus Paulus IV en koning Filips II werd opgericht. Als zodanig is zij steeds deel blijven uitmaken van de westerse katholieke kerk, als zelfstandige lokale kerk die gelijkwaardig is aan andere lokale kerken. De Rooms-Katholieke Kerk beschouwde de oude Utrechtse kerkprovincie als verloren gegaan en richtte in 1853 een nieuwe op. Beide kerkprovincies bestaan tot op de dag van vandaag naast elkaar. De oud-katholieke kerkprovincie bestaat uit de bisdommen Utrecht en Haarlem.

Bisdom

Het bisdom is de basiseenheid van de kerk. Op dat niveau viert de kerk verzameld rond haar bisschop met de priesters, diakenen en heel het gelovige volk de eucharistie. Dat wordt concreet bij sommige gebeurtenissen gedurende het kerkelijke jaar, met name bij de wijding van de heilige oliën in de Goede Week voorafgaand aan Pasen. Maar ook tijdens de nieuwjaarsontmoetingen, de vergaderingen van de geestelijken en de jaarlijkse ontmoetingsdagen. Het meest indrukwekkend is de verkiezing en wijding van een bisschop: daar viert de kerk als bisdom, terwijl ze tegelijkertijd katholiek op haar best is, namelijk door de betrokkenheid daarbij van andere kerken met hun bisschoppen en vertegenwoordigers uit de oecumene en de wereldlijke samenleving.

Parochies en staties

De Oud-Katholieke Kerk is met haar twee bisschoppen en dertig parochies en/of staties te klein om op bisdomsniveau ook eigenstandige organisaties te hebben. Die organisatie vindt dan ook enerzijds landelijk plaats en anderzijds lokaal in de parochies of staties.

Een parochie kan worden opgericht met dertig meelevende leden. Zolang dat aantal nog niet gehaald wordt, is er sprake van een statie of kerngroep. Een parochie moet aan bepaalde voorwaarden voldoen. Zo moet er een kerkbestuur zijn van een minimaal aantal leden, waarvan de pastoor voorzitter is (die deze taak kan delegeren), naast een secretaris en een penningmeester. De leden worden gewoonlijk voor vier jaar door de bisschop benoemd. Het kerkbestuur is verantwoordelijk voor de algehele gang van zaken in de parochie en roept twee keer per jaar een gemeentevergadering bijeen, waar lopende zaken en het beleid van de parochie en de landelijke kerk aan de orde komen. Eenmaal per drie jaar komt de bisschop op formeel bezoek om het gevoerde beleid te evalueren en lijnen naar de toekomst toe uit te zetten. De bisschop spreekt dan met de pastoor(s), kerkbestuursleden en er wordt een extra gemeentevergadering belegd.

Parochieleven

Het leven in de parochies wordt gekenmerkt door de viering van de eucharistie op zondag, waar velen zich voor inzetten en velen bij betrokken zijn. Aangezien oud-katholieken graag en veel zingen, zijn er zelfs in de kleinste parochie altijd wel een paar koorleden die trouw repeteren. Daarnaast zijn er in de meeste parochies en staties werkgroepen of gesprekskringen rond de Bijbel of actuele vragen, met nieuwkomers, ouderen of jongeren, gericht op diaconaat, de voedselbank of buurtwerk. Soms zijn er kerken geopend voor wie de stille ruimte zoekt of een kaarsje wil opsteken. Veel parochies bezitten een schat aan kerkelijk erfgoed uit voorbije eeuwen, zilver of verguld liturgisch vaatwerk als kelken en patenen, fraaie kandelaars, kazuifels en andere gewaden, schilderijen en meubels. Het onderhoud daarvan vergt zorg en aandacht, die veel vrijwilligers er met grote liefde aan besteden. Er zijn parochies die concerten of andere activiteiten organiseren, waardoor hun kerk ook voor niet-leden een vertrouwde omgeving kan worden.

Lees ook:

J. Hallebeek, Recht en organisatiestructuur, in: P.-B. Smit (red.) De Oud-Katholieke Kerk van Nederland. Een inleiding, Utrecht (Boekencentrum) 2018, 133-157.