Omstreden strofe ‘Jeruzalemlied’ van Willem Barnard herzien

Een strofe in het lied Jeruzalem, mijn vaderstad, mijn moederhuis van de Nederlandse dichter, schrijver en theoloog Willem Barnard (1920-2010) heeft een nieuwe tekst gekregen. De passage ‘de negers met hun loftrompet, de joden met hun ster, wie arm is, achterop gezet, de vromen van oudsher’ is vervangen voor een nieuwe strofe, die hieronder wordt gepresenteerd en toegelicht. Daarmee is ingespeeld op een maatschappelijke ontwikkeling waarbij het begrip ‘negers’ inmiddels een racistische lading heeft, al is er geen enkele twijfel aan de integere motieven van Barnard bij het schrijven van dit lied of aan de andere reikwijdte van het ‘n-woord’ in zijn tijd. 

De nieuwe versie is opgenomen in de driedelige Barnardbundel In wind en vuur die mei 2022 verschijnt. De bisschoppen bevelen de herziening aan voor gebruik in de liturgie. Daartoe zal de wijziging van gezang 698 worden opgenomen in de digitale omgeving met liturgisch materiaal voor de Oud-Katholieke Kerk van Nederland. 

Het lied Jeruzalem, mijn vaderstad, mijn moederhuis werd door Willem Barnard (dichtersnaam Guillaume van der Graft) ergens tussen 1958 en 1961 geschreven en is geïnspireerd op een Engelse hymne uit de zestiende eeuw, die zelf weer sterk middeleeuwse wortels heeft. Het lied verwijst naar het hemelse Jeruzalem, het bijbelse beeld waarbij mensen en volken die in de geschiedenis geleden hebben onder vervolging en onderdrukking uiteindelijk een ereplaats krijgen. Barnard schreef het lied mede tegen de achtergrond van de zwarte burgerrechtenbeweging in de Verenigde Staten en zijn bewondering voor mensen als ds. Martin Luther King. Ook deze Amerikaanse predikant gebruikte het begrip ‘negro’ als een neutrale aanduiding van de zwarte bevolking, onder meer in zijn bekende toespraak I have a dream (‘… and there will be neither rest nor tranquility in America until the Negro is granted his citizenship rights’). 

Negro 

Vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw heeft het begrip ‘negro’ in de Amerikaanse taal en cultuur steeds meer een negatieve connotatie gekregen. Inmiddels wordt het gezien als een racistisch begrip. In Nederland is daardoor eveneens discussie ontstaan over het gebruik van het n-woord in het verleden, zoals door Annie M.G. Schmidt in het versje Het prinsesje Tierlantijn, in bijschriften in het Rijksmuseum en in de strofe in het lied van Willem Barnard. Dat lied is opgenomen in het Oud-Katholiek Gezangboek en in het Liedboek 2013, en kan daardoor een plaats krijgen in erediensten, al laten veel voorgangers nu al het zingen van dit lied achterwege. Met name in 2016 laaide de discussie op na de oproep van enkele theologen om dit lied volledig te schrappen. De erven van Willem Barnard hebben steeds aangegeven mee te willen werken aan een herziening van de omstreden strofe, ook omdat Barnard zelf niet gewild zou hebben dat iemand aanstoot zou nemen aan een begrip dat in deze tijd een volledig andere klank heeft gekregen. 

Revisie 

In het kader van een groot project waarbij alle liederen van Willem Barnard zijn betrokken en waaraan ook veel dichters hebben meegewerkt, heeft de beoogde revisie van het Jeruzalemlied een plaats gekregen. Hieronder is de tekst van de nieuwe strofe 19 te lezen, in context met wat eraan voorafgaat en erop volgt. 

18 [ongewijzigd] 

En Luther zingt er als een zwaan 

en Bach, de grote Bach, 

die mag de maat der engelen slaan 

de lieve lange dag. 

19 [nieuw] 

Hoor! Gospelzang, trompetgeschal, 

’t halleel – uw Naam is groot. 

Loof God die machten breken zal 

en van hun tronen stoot. 

20 

Van alle kanten komen wij 

de lange lanen door, 

het is een eindeloze rij, 

de kinderen gaan voor. 

Toelichting 

De markante strofe 18 bleef ongewijzigd, strofe 19 is geheel herschreven en in de eerste regel van strofe 20 wordt nu – net als aan het slot van het lied – ‘wij’ gebruikt in plaats van het eerdere ‘zij’. Naar een idee van medewerkend dichter Ingmar Heytze gaat de vervangende tekst van strofe 19 dóór op de muziek van de groepen waarom het gaat. Dat gebeurt hier via ‘gospelzang’ en ‘halleel’. 

De gospelzang en het trompetgeschal zijn herkenbaar als van oorsprong ‘zwarte’ kerkmuziek, stammend uit de periode van de slavernij in de Verenigde Staten en de periode van structurele achterstelling die daarop volgde. Naar een woord van Sartre treedt de trompet van Louis Armstrong op de dag des oordeels op als tolk van de achtergestelden – dat idee heeft meegespeeld. 

Het ‘halleel’ is het joodse gezongen lofgebed voor de grote feesten, de Psalmen 113-118 omvattend. 

De rest van de strofetekst is ontleend aan het Magnificat, de lofzang van Maria, die als ‘dochter van Israël’ haar tekst inspireert op de liederen van Hanna en van Mirjam. In deze liederen vallen onrechtvaardige heersers van hun voetstuk. Het regeltje ‘die de machten breken zal’ verwijst bovendien naar Keti Koti, het Surinaamse feest van de ‘verbroken ketenen’. Daarmee is de gedachte van Barnard achter de oorspronkelijke strofe recht gedaan, namelijk dat het hemels Jeruzalem betekent dat aan achtergestelden de ereplaats toekomt. 

Veelkleurig landschap 

Met deze herziening hopen de makers dat er een punt kan worden gezet achter een begrijpelijke maar ook pijnlijke discussie. Redacteur Henk Schoon: ‘In de tijd dat Willem Barnard dit lied schreef, nam niemand aanstoot aan het gewraakte woord. Zoals ook niemand bedacht dat de televisiebeelden van demonstraties in de Verenigde Staten tegen het racisme van toen ons misschien hadden moeten aansporen om anders over ‘zwarte piet’ in ons land na te denken. Sindsdien is er in onze samenleving echter veel veranderd. Alleen al omdat het dominant witte kerkelijke landschap in het Nederland van de jaren zestig nu sterk is verkleurd. Er zijn inmiddels bijna een miljoen christenen met een migratieachtergrond. Ook voor hen moeten de kerkelijke liedboeken bundels zijn waarbij zij zich thuis voelen, zonder dat er woorden zijn die als kwetsend of aanstootgevend worden ervaren. Willem Barnard zou de eerste zijn om dat te beamen. De erven van Barnard hebben van harte ingestemd met deze aanpassing. Iedere impliciete of expliciete suggestie dat Willem Barnard ook maar iets te maken zou hebben met racisme doet hun pijn en vormt een smet op de literaire rijkdom die hij heeft nagelaten.’